Voor de andere zijde van de tabernakel, aan de noordkant, eveneens twintig planken met daaronder veertig zilveren voetstukken, telkens twee per plank. Voor de achterwand van de tabernakel, aan de westkant, maak je zes planken. Voor de hoeken van de achterwand moet je twee extra planken maken. Op de beide hoeken moeten de planken van onderen precies op elkaar aansluiten en tot bovenaan, bij de ring, moeten ze volkomen gelijklopen. Bij elkaar dus acht planken, met daaronder zestien zilveren voetstukken, telkens twee per plank.
Maak dwarsbalken van acaciahout:
vijf voor de ene zijwand van de tabernakel, vijf voor de andere zijwand en vijf voor de achterwand aan de westkant. De middelste dwarsbalk komt halverwege de wand en verbindt de planken van het ene einde tot het andere met elkaar. Overtrek de planken met goud, verguld ook de dwarsbalken en maak voor de dwarsbalken gouden ringen. Houd je bij het vervaardigen van de tabernakel aan het voorbeeld dat je hier op de berg getoond is.
Maak een voorhangsel van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. Het moet vakkundig geweven worden, met een patroon van cherubs. Maak het met vergulde krammen vast aan vier palen van acaciahout, die overtrokken zijn met goud en op vier zilveren voetstukken rusten. Bevestig het voorhangsel zo dat het onder de vijftig gouden haken komt, en zet de ark met de verbondstekst erachter:
het voorhangsel vormt de scheiding tussen het heilige en het allerheiligste. Op de ark met de verbondstekst in het allerheiligste moet je de verzoeningsplaat leggen. Zet de tafel en de lampenstandaard voor het voorhangsel in de tabernakel, tegenover elkaar:
de lampenstandaard aan de zuidkant, de tafel aan de noordkant.
Maak ter afscherming van de ingang van de tent een vakkundig geborduurd gordijn van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. Maak voor dit gordijn vijf palen van acaciahout, verguld ze, voorzie ze van vergulde krammen en giet er vijf bronzen voetstukken voor.