Er komt een dag dat de HEER zal ingrijpen, Jeruzalem, dat de buit binnen je muren wordt verdeeld. Ik zal alle volken samenbrengen – zegt de HEER – om tegen Jeruzalem ten strijde te trekken. De stad zal worden ingenomen, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen verkracht. De helft van de inwoners wordt in ballingschap weggevoerd, maar het deel dat overblijft zal niet worden uitgeroeid. Daarna zal de HEER uittrekken en de strijd tegen die volken aanbinden, net als weleer. Die dag zal Hij Zijn voeten op de Olijfberg planten, ten oosten van Jeruzalem. De Olijfberg zal in tweeën splijten:

de ene helft glijdt weg naar het noorden en de andere naar het zuiden, zodat er een breed dal ontstaat van oost naar west. Jullie zullen wegvluchten, het dal in tussen die twee bergketens die zullen reiken tot aan Asel, zoals jullie ook gevlucht zijn bij de aardbeving in de tijd dat koning Uzzia regeerde over Juda. En de HEER, mijn God, zal verschijnen met al de Zijnen. Op die dag zal er geen licht zijn; de hemellichamen verliezen hun glans. Op die ene dag, die alleen de HEER kent, zal er geen onderscheid zijn tussen dag en nacht. Pas tegen het vallen van de avond zal er weer licht gloren. Als die tijd aanbreekt, zal er in Jeruzalem zuiver water ontspringen:

de ene helft zal in het oosten in zee uitmonden en de andere helft in het westen, zowel in de zomer als in de winter. En de HEER zal Koning worden over de hele aarde. Dan zal de HEER de enige God zijn en Zijn naam de enige naam. Het hele land wordt zo vlak als de Jordaanvallei, van Geba in het noorden tot aan Rimmon in het zuiden. Maar Jeruzalem zal zijn hoogverheven plaats behouden. Van de Benjaminpoort tot aan de oude poort, de Hoekpoort, en van de Chananeltoren tot aan de koninklijke perskuipen zal de stad bewoond zijn. Jeruzalem zal weer een veilige woonplaats zijn, want er zal nooit meer vernietiging over worden afgeroepen.

Loading

0Shares