Open je poorten, Libanon! Vuur zal je ceders verteren. Klaag, cipres, want gevallen is de ceder:

de machtigen zijn geveld. Huil, eiken van Basan, want gevallen is het ondoordringbare woud. Hoor de herders jammeren, want verwoest is hun lustoord. Hoor de leeuwen brullen, want verwoest is de trots van de Jordaan.

Dit heeft de HEER, mijn God, gezegd:

‘Weid de schapen die voor de slacht bestemd zijn. Hun kopers kunnen ze zonder wroeging slachten, de verkopers danken de HEER dat ze er rijk van worden, en de herders sparen het vee niet. Ik zal immers de bevolking van dit land niet langer sparen – spreekt de HEER. Ik lever de mensen aan elkaar en aan hun koningen uit; ze zullen het land vernielen zonder dat Ik ingrijp.’ Dus weidde ik het slachtvee dat aan de veehandelaars toebehoorde. Ik nam twee stokken – de ene noemde ik Vriendelijkheid en de andere Eenheid – en daarmee weidde ik het vee. In één maand ontdeed ik me van drie herders. Ik verloor mijn geduld met het vee, dat een afkeer van mij kreeg, en zei:

‘Ik weid jullie niet langer. Laat maar sterven wie sterven moet, laat maar verdwijnen wie verdwaalt, en laat de rest elkaar maar verslinden.’

Loading

0Shares