Wee de bloedstad, een en al leugen, vol oorlogsbuit, het roven houdt niet op. Hoor! Knallende zwepen! Hoor! Daverende wielen! Dravende paarden, dansende wagens, steigerende ruiters, vlammende zwaarden, bliksemende lansen! Vele doden, massa’s lichamen, ontelbare lijken, je struikelt over de lijken.

Je gedraagt je als een hoer, een verleidster ben je, bedreven in toverij, je verkwanselt volken voor je ontuchtige praktijken, en stammen voor je toverkunst. Daarom zal Ik je straffen – spreekt de HEER van de hemelse machten. Ik zal je kleren optillen tot over je gezicht, je naaktheid aan alle volken tonen, je schaamte aan alle landen laten zien. Ik zal je onder vuil bedelven, je belachelijk maken, je te kijk zetten. Dan zal ieder die je ziet zich van je afwenden en zeggen:

‘Nineve is verwoest!’ Wie zal om haar rouwen? Waar vind ik iemand die je troost?

Ben jij beter dan Thebe, aan de armen van de Nijl, omgeven door water, met de zee als bescherming, met als stadswal de zee? Nubië en Egypte waren haar steeds weer tot steun, Put en de Libiërs kwamen haar te hulp. Toch moest ook zij in ballingschap, ook zij werd gevangen en weggevoerd. Ook haar zuigelingen werden vermorzeld op iedere hoek van de straat. Ook om haar aanzienlijken wierp men het lot, ook haar leiders werden in de boeien geslagen. Ook jij zult dronken en beneveld raken, ook jij zult voor de vijand moeten vluchten.

Loading

0Shares