Hoor, de HEER roept tot de stad – wie wijs is heeft ontzag voor Uw naam. Hoor het striemen van de roede:

wie zou er dan nog voor haar getuigen? Zou Ik geen aandacht schenken aan de schatten in het huis van een gewetenloos mens, schatten door onrecht verkregen, of aan die ondermaatse efa, die om vergelding schreeuwt?  Zou Ik een onzuivere weegschaal, een buidel met valse gewichten door de vingers zien? De rijken van de stad zijn een en al geweld, haar inwoners zijn bedriegers, ze hebben een leugenachtige tong. Daarom ook ben Ik begonnen je te slaan, je te treffen vanwege je zonden. Nu zul je eten maar niet verzadigd worden, en je darmen raken verstopt. Wat je opbergt kun je niet behouden, en wat je wel behoudt laat Ik ten prooi vallen aan het zwaard. Je zult wel zaaien maar niets oogsten, je zult olijven persen maar je niet met olie inwrijven, je zult druiven treden maar geen wijn drinken. Jullie houden je graag aan de bepalingen van Omri en aan de besluiten van het huis van Achab, jullie volgen hun raad. Daarom maak Ik van jullie, inwoners van de stad, een afschrikwekkend voorbeeld en een voorwerp van spot, en je zult de schande van Mijn volk dragen.

Loading

0Shares