Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan, verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen. Volken zullen daar samenstromen, machtige naties zullen zeggen:

‘Laten we optrekken naar de berg van de HEER, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen Zijn paden bewandelen.’ Vanaf de Sion klinkt Zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de HEER. Hij zal rechtspreken tussen machtige volken, over grote en verre naties een oordeel vellen. Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is. Ieder zal zitten onder Zijn wijnrank en onder Zijn vijgenboom, door niemand opgeschrikt, want de HEER van de hemelse machten heeft gesproken. Laat andere volken hun eigen goden volgen – wij vertrouwen op de naam van de HEER, onze God, voor eeuwig en altijd.

Als die tijd gekomen is – spreekt de HEER – zal Ik de kreupelen verzamelen, de verstrooiden bijeenbrengen, verenigen wie Ik onheil heb gebracht. De kreupelen zal Ik sparen, van de verdrevenen maak Ik een groot volk, en op de Sion zal de HEER hun koning zijn, van nu tot in eeuwigheid.

En jij, wachttoren over de kudde, vesting van Sion, jij zult je vroegere heerschappij herkrijgen, aan jou, Jeruzalem, behoort het koningschap toe.

Loading

0Shares