Haast je, volken rondom, verzamel je. – O HEER, zend dan Uw legermacht daarheen! – Laat de volken aantreden, laat ze optrekken naar de vallei van Josafat; daar zal Ik Mijn oordeel over hen vellen. Sla de sikkel erin, het is tijd om te oogsten. Kom de wijnpers treden, de persbak is vol, de kuipen lopen over, zó talrijk zijn hun misdaden. Dichte drommen bijeen in de vallei van het oordeel! Nabij is de dag van de HEER. Daar zal Hij oordelen! Zon en Maan worden verduisterd, sterren doven hun glans. De HEER brult vanaf de Sion, Hij gromt vanuit Jeruzalem, zodat hemel en aarde beven. Maar voor Zijn volk is de HEER een toevlucht, Israël biedt Hij bescherming. Dan zullen jullie inzien dat Ik, de HEER, jullie God, woon op de Sion, Mijn heilige berg. Jeruzalem zal een heilige stad zijn; vreemden zullen er niet meer binnengaan.
Dan, in die tijd, zal de wijn van de bergen druipen en de melk van de heuvels vloeien; alle waterstromen van Juda zullen bruisen, en in het huis van de HEER ontspringt een bron die zelfs het droogste woestijndal bevloeit. Maar Egypte wordt een woestenij en Edom een kale woestijn, om hun misdaden tegen Juda, om het onschuldig bloed dat ze daar hebben vergoten. Nooit gaat Juda ten onder en Jeruzalem blijft altijd bewoond. Zou Ik die bloedschuld niet wreken? O zeker zal Ik die wreken! Want de HEER woont op de Sion.