Page 2 of 2
1 2

Klaagliederen 3:1-33 Derde lied: Wanhoop en hoop 1

Ik ben de mens die te lijden heeft onder de stok van Zijn toorn. Hij leidt mij en voert mij – in een lichtloos duister. Tegen mij heft Hij Zijn hand op, steeds opnieuw, dag na dag. Mijn vlees en mijn huid doet Hij wegteren, en al mijn botten breekt Hij. Hij sluit mij in en omringt me met gif en tegenspoed. Hij laat mij in duisternis wonen, als de doden van eeuwen her. Hij trekt een muur rond mij op, ik kan er niet uit; zwaar zijn mijn bronzen ketenen. Al schreeuw ik en roep ik om hulp, Hij wil mijn gebed niet horen. Hij verspert mij de weg met rotsblokken, mijn paden maakt Hij krom. Als een beer loert Hij op mij, als een leeuw in het verborgene. Hij dringt me opzij, Hij verscheurt me en verwoest mijn leven.

0Shares
Lees meer ...

Klaagliederen 3:34-66 Derde lied: wanhoop en hoop 2

Dat men overal op aarde gevangenen vertrapt, dat men iemands rechten schendt onder de ogen van de Allerhoogste, dat men een mens een eerlijk vonnis onthoudt – zou de Heer het niet zien? Wie is het die spreekt, en het is er? Zou de Heer het niet zijn die gebiedt? Komt uit de mond van de Allerhoogste niet goed zowel als kwaad? Wat klaagt een mens zolang hij nog leeft? Laat hij klagen over zijn zonden! Laten we ons leven onderzoeken en doorvorsen, laten we terugkeren naar de HEER, laten we met onze handen ook ons hart opheffen tot God in de hemel. Wij hebben gezondigd, wij zijn opstandig geweest, en U hebt ons niet vergeven.

0Shares
Lees meer ...

Klaagliederen 4:1-12 Vierde lied: Sions schuld en ondergang 1

Ach, hoe heeft het goud zijn glans verloren, het zuivere goud zijn kleur; het heilig gesteente ligt op elke straathoek uitgestrooid. Het edele volk van Sion, kostbaarder dan het fijnste goud – ach, niet meer waard dan een aarden kruik, dan pottenbakkerswerk. Zelfs een jakhals biedt haar jongen haar tepels om ze te zogen, maar mijn volk is wreed geworden, als een struisvogel in de woestijn. Dorst doet de tong van zuigelingen aan hun gehemelte kleven, kinderen bedelen om brood, maar niemand reikt het hun aan.

0Shares
Lees meer ...

Klaagliederen 4:13-22 Vierde lied: Sions schuld en ondergang 2

Het is om de zonden van haar profeten, om de wandaden van haar priesters: zij hebben in haar midden het bloed van de rechtvaardigen vergoten. Verblind wankelden zij door de straten, en besmeurd met bloed; niemand was er die het waagde hun kleren aan te raken. ‘Ga weg! Onrein!’ riep men hun toe. ‘Weg! Ga weg, raak niets aan!’ Ze zijn vertrokken en doolden rond, want overal zei men: ‘Hier kunnen ze niet blijven.’

0Shares
Lees meer ...

Klaagliederen 5:1-22 Vijfde lied: gebed om mededogen

Gedenk, HEER, wat ons is overkomen, merk toch op, zie onze smaad: Ons eigen land is de vreemdeling toegevallen, ons bezit de buitenlander. Wij zijn wezen zonder vader, onze moeders zijn weduwe geworden. We moeten betalen om ons eigen water te drinken, en ons hout moeten we kopen. We worden op de nek gezeten, we worden afgebeuld, ons wordt geen rust gegund. We zochten steun bij Egypte, vroegen Assyrië om voedsel. Onze voorouders hebben gezondigd; zij zijn er niet meer, nu dragen wij hun schuld.

0Shares
Lees meer ...
Page 2 of 2
1 2