Page 2 of 7
1 2 3 4 7

Jozua 6:1-14 Vernietiging van Jericho 2

Jericho was toen al volkomen afgegrendeld uit angst voor de Israëlieten, er kon niemand in of uit. De HEER zei tegen Jozua: ‘Ik lever Jericho met zijn koning en al zijn dappere helden aan je uit. Jullie moeten om de stad trekken; alle weerbare mannen moeten eenmaal om de stad gaan, en dat zes dagen achter elkaar. Er moeten zeven priesters met zeven ramshoorns voor de ark van het verbond uit gaan. Maar op de zevende dag moeten jullie zevenmaal om de stad trekken. De priesters moeten op de ramshoorns blazen, en als het volk die hoort klinken moet het uitbarsten in luid geschreeuw. De muur van de stad zal dan instorten en iedereen zal de stad binnenklimmen vanaf de plaats waar hij zich bevindt.’

0Shares
Lees meer ...

Jozua 6:15-25 Vernietiging van Jericho 3

Op de zevende dag stonden ze bij dageraad op en trokken op dezelfde wijze zevenmaal om de stad. Alleen op deze dag trokken ze zevenmaal om de stad, en bij de zevende maal, toen de priesters de ramshoorns lieten klinken, riep Jozua tegen het volk: ‘Schreeuw, want de HEER heeft u Jericho in handen gegeven! Maar op de stad en alles wat erin is rust de ban van de HEER: ze is onvoorwaardelijk aan de HEER gewijd en moet vernietigd worden. Alleen de hoer Rachab mag in leven blijven, samen met iedereen die bij haar in huis is, want zij heeft onze verkenners een schuilplaats gegeven. Maar denk eraan dat op al het andere een ban rust. Dus vernietig de stad maar maak niets buit, zodat u niet Israëls eigen kamp aan de vernietiging prijsgeeft en Israël in het ongeluk stort.

0Shares
Lees meer ...

Jozua 7:1-11 Schending van de ban 1

Maar Israël schond de ban. Er was een zekere Achan: hij was een zoon van Karmi, die een zoon was van Zabdi, de zoon van Zerach, en hij was afkomstig uit de stam Juda. Deze Achan vergreep zich aan de goederen die onvoorwaardelijk aan de HEER gewijd waren. Hierop ontstak de HEER in woede tegen het volk van Israël. Jozua stuurde een paar mannen van Jericho naar Ai, dat bij Bet-Awen ligt, ten oosten van Betel. Hij droeg hun op dat gebied te verkennen. De mannen verkenden Ai, en toen ze teruggekomen waren rapporteerden ze aan Jozua: ‘U hoeft niet het hele leger naar Ai te laten uitrukken. Zo’n twee- of drieduizend man is voldoende om de stad te verslaan.

0Shares
Lees meer ...

Jozua 7:12-21 Schending van de ban 2

Daarom kan het volk van Israël niet standhouden tegen zijn vijanden. Het zal voor zijn vijanden op de vlucht slaan, omdat het nu zelf aan de vernietiging is prijsgegeven. Ik zal jullie niet meer bijstaan als jullie je niet van de gestolen goederen ontdoen. Zorg ervoor dat het volk zich reinigt. Geef het volgende bevel: “Wees morgen rein, want dit zegt de HEER, de God van Israël: jullie hebben goederen in je bezit waarop Mijn ban rust, Israëlieten. Jullie zullen niet kunnen standhouden tegen je vijanden totdat jullie die hebben weggedaan. Treed morgenochtend aan volgens jullie stammen. De stam die de HEER aanwijst moet volgens de geslachten aantreden.

0Shares
Lees meer ...

Jozua 7:22-26 Schending van de ban 3

Jozua stuurde een paar mannen, die snel naar de tent gingen en daar de mantel vonden, met het zilver eronder. Ze namen het allemaal mee uit de tent, brachten het naar Jozua en de Israëlieten en spreidden het voor de ark van de HEER uit op de grond. Hierna brachten Jozua en de Israëlieten Achan, de nakomeling van Zerach, naar het Achordal,

0Shares
Lees meer ...

Jozua 8:1-9 Vernietiging van Ai 1

De HEER zei tegen Jozua: ‘Maak je gereed om met het voltallige leger tegen Ai ten strijde te trekken. Wees niet bang en laat je door niets ontmoedigen. Ik lever de koning van Ai met heel zijn leger, heel zijn stad en heel zijn gebied aan je uit. Doe met Ai en de koning hetzelfde als wat je met Jericho en de koning hebt gedaan. Maar nu mogen jullie de goederen en het vee voor jezelf buitmaken. Laat een troepenmacht zich verdekt achter de stad opstellen.’

0Shares
Lees meer ...

Jozua 8:10-17 Vernietiging van Ai 2

De volgende ochtend vroeg inspecteerde Jozua het leger. Daarna trok hij samen met de oudsten van Israël aan het hoofd van het leger ten strijde naar Ai. Al het krijgsvolk rukte met hem op, en toen ze in de omgeving van Ai waren gekomen, sloegen ze hun kamp op ten noorden van de stad. Ze werden alleen van haar gescheiden door een dal. Verder liet Jozua ongeveer vijfduizend man zich ten westen van de stad, tussen Ai en Betel, verdekt opstellen.

0Shares
Lees meer ...

Jozua 8:18-29 Vernietiging van Ai 3

Toen zei de HEER tegen Jozua: ‘Strek je zwaard uit naar Ai, want Ik geef je de stad in handen.’ Jozua strekte zijn zwaard uit naar Ai, en op dat teken kwam de achterhoede onmiddellijk te voorschijn, stormde de stad binnen, nam haar in en stak haar in brand. Toen de soldaten van Ai omkeken en zagen dat er uit de stad rook opsteeg, stonden ze zo verlamd van schrik dat ze niet in staat waren om nog te vluchten. Ook werden ze nu bestookt door het leger van Israël, dat niet langer naar de woestijn vluchtte. Want toen Jozua en het leger zagen dat de achterhoede de stad had ingenomen en dat er rook uit opsteeg, keerden ze om en vielen het leger van Ai aan.

0Shares
Lees meer ...

Jozua 8:30-35 Plechtigheid op de Ebal

Hierna bouwde Jozua op de Ebal een altaar voor de HEER, de God van Israël, zoals Mozes, de dienaar van de HEER, het volk van Israël had opgedragen. Hij bouwde het altaar volgens de voorschriften van Mozes: een altaar van ruwe stenen, die niet met ijzeren gereedschap bewerkt waren. De Israëlieten brachten daarop brandoffers en vredeoffers voor de HEER. Jozua maakte op stenen een afschrift van de wet die Mozes in aanwezigheid van het volk had opgeschreven.

0Shares
Lees meer ...
Page 2 of 7
1 2 3 4 7