Page 2 of 2
1 2

Hosea 8:1-14 Wie wind zaait zal storm oogsten

Zet de ramshoorn aan je mond! Gieren cirkelen boven het volk van de HEER, want het heeft het verbond met Mij geschonden en is in opstand gekomen tegen Mijn wet. Hoor ze roepen: ‘O God, U bent toch de onze? Wij zijn Uw Israël!’ Maar de Israëlieten wijzen af wat goed is, en daarom zal de vijand hen achtervolgen. Ze hebben een koning aangesteld, maar buiten Mij om, leiders gekozen zonder Mij erin te kennen. Van hun zilver en goud hebben ze godenbeelden gemaakt, maar voor niets. Want je stierkalf wijst je af, Samaria! Ook Ik ben woedend op je: zul je dan nooit tot zuiverheid in staat zijn?

0Shares
Lees meer ...

Hosea 9:1-9 Terug naar Egypte 1

Wees maar niet zo vrolijk, Israël, houd ermee op zo te jubelen als de andere volken: in overspel heb je je God verlaten; je was altijd uit op hoerenloon, overal waar graan werd gedorst. Dorsvloer en perskuip zullen hun niet langer gunstig gezind zijn, de wijnoogst zal hen teleurstellen. Ze blijven niet in het land van de HEER: Efraïm zal terugkeren naar Egypte, onrein voedsel eten in Assyrië. Het is als brood in een sterfhuis: wie het eet wordt onrein.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 9:10-17 Gods oordeel over Israëls ontrouw 2

Als druiven in de woestijn, zo vond Ik Israël, jullie voorouders keurde Ik als vroege vijgen, eerstelingen van de vijgenboom. Maar zij – zodra ze in Baäl-Peor waren wijdden ze zich aan de god van de schande. Ze werden even weerzinwekkend als het voorwerp van hun liefde. Efraïms luister vervliegt, verdwijnt als een vogel: er wordt geen kind meer geboren, er is geen zwangerschap meer, geen bevruchting.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 10:1-8 1

Israël was een weelderige wijnstok, die volop vruchten voortbracht. Maar hoe meer vrucht de wijnstok droeg, hoe meer er op de altaren kwam; en hoe rijker het land, hoe rijker versierd de gewijde stenen. Zo bedrieglijk is dat volk! Nu zal het ervoor boeten: de HEER breekt hun altaren af, hun gewijde stenen verbrijzelt Hij. Dan zullen ze zeggen: ‘Wij missen een koning!’ Maar wat zou een koning nog voor ons kunnen doen:

0Shares
Lees meer ...

Hosea 10:9-15 2

Al in Gibea gaf jij je over aan zonden, Israël, en sindsdien heb je daarin volhard. Zou je dan nu in Gibea worden ontzien, gespaard waar misdadigers worden gestraft? Ik heb besloten hen te straffen: vreemde volken zullen tegen hen samenspannen om hen vast te binden en hun bronnen leeg te drinken. Efraïm was een afgerichte jonge koe, die gewillig dorste. Toen Ik haar fraaie hals zag, dacht Ik:

0Shares
Lees meer ...

Hosea 11:1-11

Toen Israël nog een kind was, had Ik het lief; uit Egypte heb Ik Mijn zoon weggeroepen. Hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen. Ze brachten offers aan de Baäls en brandden wierook voor godenbeelden – terwijl Ik het toch was die Efraïm leerde lopen en hem op Mijn arm nam. Maar zij beseften niet dat Ik hen verzorgde. Zacht leidde Ik hen bij de teugels, aan koorden van liefde trok Ik hen mee; Ik verloste hen van het juk om hen te laten eten, Ik hield hun het voer zelfs nog voor.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 12:1-15 Israël en zijn voorvader Jakob

Efraïm heeft Mij omsingeld met leugens, het volk van Israël heeft Mij ingesloten met bedrog. Maar Juda heeft nog een band met God en blijft de Heilige nog trouw. Efraïm bouwt op lucht; het zoekt zelfs de verzengende oostenwind op. Elke dag weer stapelt het leugen op leugen en pleegt het nieuwe gewelddaden. Met Assyrië sluiten ze een verbond, Egypte bieden ze olijfolie aan. De HEER voert een geding tegen Juda; Hij zal Jakob om zijn wangedrag bestraffen, zijn misdaden zal Hij hem vergelden. Al in de moederschoot heeft hij zijn broer beetgenomen, en in de kracht van zijn leven worstelde hij met God.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 13:1-15 Israëls einde

Als de stam Efraïm zich liet horen, beefde iedereen; hij had groot gezag in Israël. Toen maakte hij zich schuldig aan de verering van Baäl, en daarmee tekende hij zijn doodvonnis. Toch bleven ze zondigen: ze maakten een godenbeeld. En met hun zilver maakten ze nog meer beelden, naar eigen smaak, niet meer dan het werk van ambachtslieden. Men zegt van hen: Mensen die offeren, kussen kalveren! Daarom zullen ze worden als een ochtendnevel, als dauw die ’s morgens vroeg verdwijnt, als kaf dat wordt weggeblazen van de dorsvloer of als rook uit een trekgat. Maar Ik, de HEER, ben je God al sinds Egypte, en met andere goden mag je je niet inlaten; buiten Mij is er niemand die je redt.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 14:1-10

Samaria is schuldig, omdat het in opstand is gekomen tegen zijn God. De mannen zullen omkomen in de strijd. Israëls tweede bloei. Keer terug, Israël, naar de HEER, je God! Door je eigen wandaden ben je ten val gekomen. Kom met woorden van berouw en keer terug naar de HEER. Zeg tegen Hem: ‘Vergeef ons al onze misdaden. Neem wat goed is van ons aan. Als offer brengen wij U oprechte woorden. Onze redding verwachten we niet langer van Assyrië, op paarden en strijdwagens zullen wij niet meer vertrouwen,

0Shares
Lees meer ...
Page 2 of 2
1 2