Heel het volk van Juda had de koning bij zijn doortocht begeleid, en de helft van het volk van Israël. De Israëlieten kwamen op de koning af en vroegen hem: ‘Waarom hebben onze broeders, de Judeeërs, beslag op u gelegd door u en uw gevolg bij het oversteken van de Jordaan te begeleiden terwijl al uw aanhangers al bij u waren?’
Lees meer ...2 Samuel 20:1-11 Afgunst tussen Juda en Israël 2
Nu was er onder de Israëlieten ook een echte onruststoker, een zekere Seba, de zoon van Bichri, uit de stam Benjamin. Hij blies op de ramshoorn en zei: ‘Wat hebben wij met David te maken? Wij hebben niets gemeen met de zoon van Isaï! We breken op, volk van Israël!’ Alle Israëlieten keerden David de rug toe en volgden de Benjaminiet Seba, maar de Judeeërs bleven hun koning vergezellen van de Jordaan tot aan Jeruzalem. Toen koning David in zijn paleis in Jeruzalem kwam, stelde hij de tien bijvrouwen die hij als huisbewaarsters had achtergelaten, in bewaring in een eigen huis.
Lees meer ...2 Samuel 20:12-22 Afgunst tussen Juda en Israël 3
Amasa lag op de weg, stuiptrekkend in zijn bloed. Toen de wapendrager merkte dat de soldaten stil bleven staan, rolde hij Amasa van de weg af, het veld in, en wierp een kleed over hem heen omdat iedereen die langs hem kwam stilhield. Toen Amasa van de weg was verwijderd, volgden allen Joab, Seba achterna. Seba was dwars door Israël naar Abel-Bet-Maächa getrokken. Alle Bichrieten hadden zich bij hem aangesloten. Toen kwam ook Joab met zijn leger bij Abel-Bet-Maächa en sloot hem daar in. Ze wierpen een wal op tegen de muur van de vesting en bestookten van daar af met man en macht de stadsmuur. Toen riep een wijze vrouw vanuit de stad: ‘Luister, luister! Vraag of Joab dichterbij komt, zodat ik met hem praten kan.’
Lees meer ...2 Samuel 20:23-26 Davids ambtenaren
Joab was opperbevelhebber van het leger van Israël en Benaja, de zoon van Jojada, was bevelhebber van de Keretieten en Peletieten; Adoram was opzichter van de herendienst; Josafat, de zoon van Achilud, was kanselier en Seja was hofschrijver;
Lees meer ...2 Samuel 21:1-4 Het lot van de nakomelingen van Saul 1
Tijdens de regering van David heerste er eens drie jaar achtereen hongersnood. David wendde zich tot de HEER, en de HEER antwoordde: ‘Het komt door Saul en zijn moordenaarsbende, omdat hij de Gibeonieten heeft gedood.’ De Gibeonieten namelijk behoorden niet tot het volk van Israël. Het waren overlevenden van de Amorieten, en de Israëlieten hadden hun gezworen dat ze hen met rust zouden laten, maar Saul had in zijn ijver voor Israël en Juda geprobeerd hen uit te roeien.
Lees meer ...2 Samuel 21:5-14 Het lot van de nakomelingen van Saul 2
‘De man die ons heeft willen verdelgen en plannen heeft beraamd om ons uit heel Israël weg te vagen!’ antwoordden ze. ‘Lever zeven van zijn mannelijke nakomelingen aan ons uit, dan zullen wij die in Sauls woonplaats Gibea terechtstellen en ophangen ten overstaan van de HEER, die ooit Saul had uitverkozen.’ ‘Goed,’ zei de koning. Hij spaarde echter de zoon van Sauls zoon Jonatan, Mefiboset, vanwege de eed die David en Jonatan elkaar bij de HEER gezworen hadden. Daarom nam hij Armoni en Mefiboset, de twee zonen die Saul had gekregen bij Rispa, de dochter van Ajja, en de vijf zonen die Sauls dochter Merab had gekregen van Adriël, de zoon van Barzillai uit Mechola.
Lees meer ...2 Samuel 21:15-22 Heldendaden tegen het reuzengeslacht van de Refaïeten
Tijdens een van de veldslagen tussen Israël en de Filistijnen trok David met zijn leger ten strijde en vocht tegen de Filistijnen tot hij uitgeput raakte. Jisbibenob, een Refaïet die een nieuwe wapenrusting droeg met een speer die wel driehonderd sjekel koper woog, dreigde dat hij David zou doden. Abisai, de zoon van Seruja, kwam David te hulp. Hij sloeg de Filistijn neer en doodde hem.
Lees meer ...2 Samuel 22:1-15 Het overwinningslied van David 1
Dit zijn de woorden van het lied dat David voor de HEER aanhief toen de HEER hem aan de greep van zijn vijanden had ontrukt, ook aan die van Saul. Hij zei: ‘HEER, mijn rots, mijn vesting, mijn bevrijder, God, mijn steenrots, bij U kan ik schuilen, mijn schild, kracht die mij redt, mijn burcht, mijn toevlucht, mijn Redder, U redt mij van het geweld. Ik roep: “Geloofd zij de HEER,” want ik ben van mijn vijanden verlost.
Lees meer ...2 Samuel 22:16-33 Het overwinningslied van David 2
De beddingen van de zee werden zichtbaar, de grondvesten van de wereld kwamen bloot onder de dreigende blik van de HEER, door de briesende adem uit Zijn neus. Hij bood hulp van omhoog, greep mij vast en trok mij op uit de woeste wateren, ontrukte mij aan mijn machtige vijand, aan mijn haters, die sterker waren dan ik. Op de dag van mijn ondergang vielen zij aan, maar de HEER was mijn steun. Hij leidde mij uit de nood en gaf mij ruimte, bevrijdde mij, omdat Hij mij liefhad.
Lees meer ...2 Samuel 22:34-51 Het overwinningslied van David 3
Hij geeft mij voeten, snel als hinden, doet mij op toppen van bergen staan, oefent mijn handen voor de strijd – mijn armen spannen de bronzen boog. U was het schild dat mij redde, Uw antwoord maakte mij sterk, U baande de weg voor mijn voeten, ik wankelde niet. Ik achtervolgde mijn vijanden en verdelgde hen, ik keerde niet terug voor ik hen had vernietigd, ik vernietigde, verpletterde hen, ze stonden niet meer op, dood lagen ze onder mijn voeten. U hebt mij omgord met kracht voor de strijd, mijn tegenstanders voor mij doen buigen, U liet mij de rug van mijn vijanden zien,
Lees meer ...