O, mochten mijn woorden worden opgeschreven, vastgelegd in een inscriptie, met een ijzeren stift gegrift, met lood gevuld, voor altijd in de rotsen uitgehouwen! Ik weet: mijn Redder leeft, en Hij zal ten slotte hier op aarde ingrijpen.
Lees meer ...Job 20:1-15 Sofars tweede betoog 1
Toen nam Sofar uit Naäma het woord: ‘Ik ben verontrust en moet daarom wel antwoorden; tot in mijn binnenste ben ik gekwetst. Wat ik hoorde was een les in smaad; inzicht in het leven dwingt mij tot een antwoord. Weet je niet dat al sinds mensenheugenis, sinds de mens op aarde is gezet, het gejuich van goddelozen snel verklinkt en de vreugde van de misdadiger kortstondig is?
Lees meer ...Job 20:16-29 Sofars tweede betoog 2
Hij zuigt slangengif op, een slangentong zal hem ook doden. Nooit zal hij genieten van de overvloed, van rivieren die van room en honing stromen. Wat hij heeft verworven, spuugt hij uit, het smaakt hem niet, zoals ook zijn handel hem geen vreugde schenkt. Want hij heeft de armen onderdrukt en in de steek gelaten; hij heeft hun huis verwoest, hij heeft het niet gebouwd. Zijn binnenste is altijd rusteloos, niets van zijn kostbaarheden weet hij te bewaren.
Lees meer ...Job 21:1-16 Jobs antwoord op Sofars tweede betoog 1
Hierop antwoordde Job: ‘Luister nu goed naar mijn woorden, laat dat de troost zijn die jullie mij geven. Heb geduld met mij, terwijl ik spreek; als ik uitgesproken ben, kun je weer spotten. Is mijn aanklacht tegen een mens gericht? Waarom zou ik dan mijn geduld bewaren? Kijk naar mij en wees ontzet, en sla je hand voor je mond. Als ik aan dit alles denk, grijpt angst mij aan en siddert heel mijn lichaam.
Lees meer ...Job 21:17-34 Jobs antwoord op Sofars tweede betoog 2
Hoe zelden dooft de lamp van wie kwaad doet? Treft hem ooit de rampspoed die God de mensen in Zijn woede toebedeelt? Wordt hij weggeblazen als kaf in de wind? Wordt hij meegerukt als dorre aren in de storm? Of bewaart God de ellende voor Zijn kinderen? Laat Hij het aan hém vergelden, zodat hij het zelf voelt! Mogen zijn eigen ogen de ondergang aanschouwen, moge hij de woede van de Ontzagwekkende drinken! Waarom zou hij daar zijn familie mee bezwaren, wanneer het getal van zijn maanden al ten einde is?
Lees meer ...Job 22:1-14 Elifaz’ derde betoog 1
Toen nam Elifaz uit Teman het woord: ‘Kan een mens God ooit tot nut zijn, kan zelfs een wijze Hem een dienst bewijzen? Verheugt het de Ontzagwekkende dat jij onschuldig bent? Baat het Hem dat jij een onberispelijk leven leidt? Zou Hij je voor je vroomheid willen straffen en je daarom in een rechtsgeding betrekken? Je weet toch dat je levenswandel slecht is, dat je zonden ontelbaar zijn?
Lees meer ...Job 22:15-30 Elifaz’ derde betoog 2
Wil je het pad van vroeger blijven gaan, dat door de onrechtvaardigen gevolgd wordt? Zij werden vóór hun tijd geveld, alsof een rivier hun fundament had weggespoeld. Steeds weer zeiden ze tot God: “Wend U van ons af. Wat kan de Ontzagwekkende voor ons doen?” Toch vulde Hij hun huis met rijkdom. De bedrijvigheid van goddelozen blijve ver van mij! De rechtvaardige ziet het aan en hij verheugt zich, de onschuldige lacht hen smalend uit.
Lees meer ...Job 23:1-17 Jobs antwoord op Elifaz’ derde betoog 1
Hierop antwoordde Job: ‘Ook vandaag is mijn klacht een klacht vol bitterheid, mijn hand kan mijn zuchten nauwelijks onderdrukken. O, wist ik maar waar ik Hem kon vinden, kon ik Hem maar opzoeken in Zijn verblijf. Dan zou ik mijn zaak aan Hem voorleggen en het zou mij aan argumenten niet ontbreken. Ik zou horen wat Hij mij te zeggen had en begrijpen wat Hij tegen mij aanvoerde. Zou Hij Zijn macht gebruiken, als Hij mij bestrijdt? Nee, Hij zou aandachtig naar mij luisteren.
Lees meer ...Job 24:1-12 Jobs antwoord op Elifaz’ derde betoog 2
Waarom kent de Ontzagwekkende de tijd van alle dingen, maar weten zij die Hem vereren nooit wanneer Hij ingrijpt? Er zijn mensen die grensstenen verplaatsen, die kudden stelen en ze weiden als de hunne. Ze drijven de ezel van de wezen weg, ze nemen van de weduwe haar os als onderpand. De armen worden van het pad gedrongen, de behoeftigen kruipen bij elkaar.
Lees meer ...Job 24:13-25 Jobs antwoord op Elifaz’ derde betoog 3
De goddelozen zijn de vijanden van het licht, zij willen Zijn wegen niet kennen en weigeren Zijn pad te volgen. Voor het dag wordt, staat de moordenaar op om de arme en behoeftige te doden; als een dief sluipt hij door de nacht. De echtbreker wacht de avondschemer af, hij denkt: Geen oog zal mij nu herkennen, en bedekt zijn gezicht met een masker. In het donker dringen zij de huizen binnen; na zonsopgang houden zij zich schuil om aan het daglicht te ontsnappen.
Lees meer ...