David antwoordde Natan: ‘Ik heb gezondigd tegen de HEER.’ Toen zei Natan: ‘De HEER vergeeft u die zonde, u zult niet sterven. Maar omdat u de vijanden van de HEER aanleiding hebt gegeven tot laster, moet wel uw pasgeboren zoon sterven.’ Daarop ging Natan naar huis. De HEER trof het kind dat de vrouw van Uria David gebaard had met een dodelijke ziekte. David bad tot God voor de jongen. Hij vastte streng en legde zich ’s nachts op de grond te slapen. De hovelingen probeerden hem ertoe te bewegen van de grond op te staan, maar hij weigerde, en hij wilde ook geen eten aannemen. Na zeven dagen stierf het kind.
Lees meer ...2 Samuel 12:26-31 Einde van de oorlog tegen de Ammonieten
Ondertussen had Joab de Ammonieten in Rabba belegerd. Toen hij de koningsburcht had omsingeld, liet hij aan David de volgende boodschap overbrengen: ‘Ik sta op het punt om Rabba in te nemen; de watertoevoer heb ik afgesneden. Roept u nu de overige soldaten op, sla uw kamp op bij de stad en neem haar in, zodat de verovering van Rabba niet op mijn naam komt te staan.’
Lees meer ...2 Samuel 13:1-12 Amnon en Tamar 1
Enige tijd later gebeurde het volgende. Absalom, een zoon van David, had een zuster die Tamar heette. Ze was heel mooi. Amnon, de oudste zoon van David, werd verliefd op haar. Maar omdat ze als jong meisje onder streng toezicht stond, zag hij geen kans om haar te benaderen. Hij werd bijna ziek van verlangen naar zijn halfzuster. Nu was Amnon bevriend met zijn neef Jonadab, de zoon van Davids broer Sima, en deze Jonadab was iemand met veel ervaring. ‘Zeg eens, Amnon,’ vroeg hij aan de koningszoon, ‘waarom ben je toch al dagenlang zo neerslachtig?’ Amnon antwoordde: ‘Omdat ik verliefd ben op Tamar, de zuster van mijn broer Absalom.’
Lees meer ...2 Samuel 13:13-22 Amnon en Tamar 2
Denk eens aan mij, wat moet er van me worden als ik van mijn eer ben beroofd? En denk eens aan jezelf, heel Israël zal schande van je spreken. Praat toch eerst met de koning, hij zal jou mijn hand heus niet weigeren.’ Maar hij wilde niet luisteren naar wat ze zei, en hij overweldigde haar en onteerde haar en verkrachtte haar. Meteen welde een diepe haat in Amnon op. Hij haatte haar zelfs meer dan hij haar eerst had liefgehad. ‘Sta op, ga weg!’ beet hij haar toe.
Lees meer ...2 Samuel 13:23-29 Absaloms wraak 1
Twee jaar later nodigde Absalom alle zonen van de koning uit om bij hem in Baäl-Chasor, in de buurt van Efraïm, het schapenscheerdersfeest bij te wonen. Hij ging naar de koning en vroeg: ‘Ze zijn bij mij de schapen aan het scheren; mag ik u en de uwen vragen onze gasten te zijn?’ De koning antwoordde: ‘Nee, mijn zoon, laten we dat maar niet doen, we zouden je met zijn allen tot last zijn.’
Lees meer ...2 Samuel 13:30-37 Absaloms wraak 2
Terwijl ze nog onderweg waren, bereikte David het gerucht dat Absalom alle koningszonen had gedood en dat niet één van hen ontkomen was. De koning stond op, scheurde zijn kleren en wierp zich op de grond. De hele hofhouding stond met gescheurde kleren om hem heen. Toen nam Jonadab, de zoon van Davids broer Sima, het woord en zei: ‘Het is niet waar dat alle jongens, al uw zonen zijn gedood, mijn heer en koning; alleen Amnon is dood.
Lees meer ...2 Samuel 13:38-39-14:1-11 Absaloms terugkeer 1
Toen Absalom drie jaar in Gesur woonde, waar hij een veilig heenkomen gevonden had, vatte koning David het plan op om tegen Absalom ten strijde te trekken, want de rouw over de dood van Amnon was voorbij. Het ontging opperbevelhebber Joab niet dat de koning Absalom vijandig gezind was. Hij liet uit Tekoa een wijze vrouw komen en zei tegen haar: ‘Doe alsof u in de rouw bent: trek een rouwkleed aan, wrijf u niet in met olie en gedraag u als een vrouw die al vele jaren om een dode treurt. Ga dan naar de koning en zeg hem wat ik u nu vertel.’ En hij legde haar woordelijk in de mond wat ze moest zeggen. De vrouw uit Tekoa wendde zich tot de koning.
Lees meer ...2 Samuel 14:12-24 Absaloms terugkeer 2
Toen zei de vrouw: ‘Als mijn heer en koning mij toestaat, zou ik graag nog iets zeggen.’ ‘Spreek vrijuit,’ antwoordde hij, en de vrouw zei: ‘Waarom wilt u dan wel zoiets doen tegen Gods eigen volk? Wanneer u uw balling niet terugroept, beschuldigt u met deze uitspraak uzelf. Sterven zullen we immers allemaal; we zijn als water dat in de aarde wegvloeit wanneer het niet wordt opgevangen. Zou God niet op middelen zinnen en alles in het werk stellen om zijn balling terug te roepen? Dat ik gekomen ben om u, mijn heer en koning, deze zaak voor te leggen, is omdat de mensen me bang hebben gemaakt.
Lees meer ...2 Samuel 14:25-33 Absaloms terugkeer 3
Nu was er in heel Israël geen man die zo om zijn uiterlijk bewonderd werd als Absalom; van voetzool tot kruin was er niets dat hem ontsierde. Wanneer hij zijn hoofdhaar knipte – hij moest het elk jaar afknippen, anders werd het te zwaar – woog dat wel tweehonderd sjekel volgens het koninklijk ijkgewicht. Absalom had drie zonen, en ook een dochter, die Tamar heette; zij groeide op tot een mooie vrouw.
Lees meer ...2 Samuel 15:1-12 Absalom grijpt naar de macht
Enige tijd later liet Absalom een wagen maken, schafte zich paarden aan en nam een escorte van vijftig man in dienst. Elke ochtend vroeg stelde hij zich op bij de stadspoort. Hij sprak iedereen aan die op weg was naar de koning om een uitspraak te vragen in een rechtsgeschil. ‘Waar komt u vandaan?’ vroeg hij dan, en wanneer het antwoord luidde: ‘Uit dat en dat stamgebied van Israël,’ dan zei Absalom: ‘Hoor eens, ook al hebt u volkomen gelijk, bij de koning zult u geen gehoor vinden.’ En hij vervolgde: ‘Waarom word ik niet aangesteld tot rechter van dit land? Ik zou iedereen in het gelijk stellen die een geschil of een rechtsvordering aan me kwam voorleggen.’
Lees meer ...