Toen ze weer uit Betel waren vertrokken en nog maar een uur of twee van Efrat verwijderd waren, moest Rachel bevallen. Het was een moeizame bevalling en ze had het erg zwaar, maar de vroedvrouw zei tegen haar: ‘Troost je: je hebt er een zoon bij!’ En terwijl het leven al van haar week – want ze stierf – gaf zij hem de naam Ben-Oni. Maar zijn vader noemde hem Benjamin. Toen Rachel overleden was, werd ze begraven langs de weg naar Efrat, het tegenwoordige Betlehem.
Lees meer ...Genesis 36:1-19 Nakomelingen van Esau 1
Dit zijn de nakomelingen van Esau, ook Edom genoemd. Esau trouwde met vrouwen uit Kanaän: met Ada, de dochter van de Hethiet Elon, met Oholibama, die een dochter was van Ana, de dochter van de Chiwwiet Sibon, en met Basemat, de dochter van Ismaël en de zuster van Nebajot. Ada baarde hem Elifaz, Basemat baarde Reüel, en Oholibama baarde Jeüs, Jalam en Korach. Dit waren de zonen van Esau, die hij in Kanaän kreeg. Met zijn vrouwen, zijn zonen en dochters en al zijn slaven en slavinnen, met zijn hele veestapel en alle bezittingen die hij in Kanaän verworven had, trok Esau naar een ander land, weg van zijn broer Jakob. Beiden bezaten namelijk zo veel vee dat het land waar zij toen woonden niet groot genoeg was om bij elkaar te blijven.
Lees meer ...Genesis 36:20-30 Nakomelingen van Esau 2
Dit zijn de zonen van Seïr, de Chorieten, die de bewoners van dat land waren: Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Eser en Disan; dit zijn de stamvorsten van de Chorieten, de zonen van Seïr, in Edom. Zonen van Lotan: Chori en Hemam; de zuster van Lotan was Timna.
Lees meer ...Genesis 36:31-43 Nakomelingen van Esau 3
Dit zijn de koningen die in Edom geregeerd hebben nog voordat er een koning over de Israëlieten regeerde. Over Edom regeerde eerst Bela, de zoon van Beor; de stad waar hij zetelde heette Dinhaba. Na de dood van Bela werd Jobab uit Bosra koning, de zoon van Zerach. Na de dood van Jobab werd Chusam uit het land van de Temanieten koning. Na de dood van Chusam werd Hadad, de zoon van Bedad, koning.
Lees meer ...Genesis 37:1-11 Jozef verkocht en naar Egypte gebracht 1
Jakob vestigde zich in Kanaän, het land waar ook zijn vader gewoond had. Dit is de geschiedenis van Jakob en zijn nakomelingen. Jozef, die inmiddels zeventien jaar was, weidde gewoonlijk samen met zijn broers de schapen en geiten; hij hielp de zonen van zijn vaders vrouwen Bilha en Zilpa, en alle praatjes die over zijn broers de ronde deden vertelde hij aan hun vader door. Omdat Israël al oud was toen Jozef werd geboren, hield hij meer van Jozef dan van zijn andere zonen, en hij had een prachtig bovenkleed voor hem laten maken in allerlei kleuren.
Lees meer ...Genesis 37:12-25 Jozef verkocht en naar Egypte gebracht 2
Toen Jozefs broers er eens op uitgetrokken waren om de kudden van hun vader bij Sichem te laten grazen, zei Israël tegen Jozef: ‘Zoals je weet zijn je broers het vee aan het weiden bij Sichem. Ga jij eens naar hen toe.’ ‘Goed,’ zei Jozef, en Jakob vervolgde: ‘Ga kijken hoe je broers het maken en hoe het met het vee staat, en breng mij dan verslag uit.’ Zo stuurde Jakob hem vanuit de Hebronvallei naar Sichem. Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam hij iemand tegen die hem vroeg wie hij zocht. ‘Ik ben op zoek naar mijn broers,’ antwoordde hij. ‘Kunt u me zeggen waar zij het vee aan het weiden zijn?’
Lees meer ...Genesis 37:26-36 Jozef verkocht en naar Egypte gebracht 3
Toen zei Juda tegen zijn broers: ‘Wat hebben we eraan om onze broer te vermoorden? Dan moeten we ook de sporen weer zien uit te wissen. Laten we hem aan die Ismaëlieten verkopen in plaats van hem om te brengen; hij is tenslotte onze broer, ons eigen vlees en bloed.’ De anderen stemden hiermee in. Toen er Midjanitische kooplieden uit de karavaan voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig sjekel, en die Ismaëlieten namen Jozef mee naar Egypte.
Lees meer ...Genesis 38:1-14 Juda en Tamar 1
In diezelfde tijd verliet Juda zijn broers en sloot hij zich aan bij een zekere Chira, een man die in Adullam woonde. Daar viel zijn oog op de dochter van de Kanaäniet Sua. Hij trouwde haar en sliep met haar. Ze werd zwanger en bracht een zoon ter wereld die Er werd genoemd. Daarna werd ze opnieuw zwanger en kreeg weer een zoon, aan wie ze de naam Onan gaf. Een derde zoon noemde ze Sela; toen Sela geboren werd bevond Juda zich in Kezib. Voor Er, zijn oudste zoon, koos Juda een vrouw die Tamar heette. Er was slecht in de ogen van de HEER, en daarom liet de HEER hem sterven. Toen zei Juda tegen Onan: ‘Vervul je zwagerplicht:
Lees meer ...Genesis 38:15-23 Juda en Tamar 2
Toen Juda haar zag hield hij haar voor een hoer, want haar gezicht was bedekt. Hij sloeg de zijweg in en ging naar haar toe. ‘Ik wil van je diensten gebruik maken,’ zei hij, niet wetend dat het zijn schoondochter was. ‘Wat staat daar van uw kant tegenover?’ vroeg ze. ‘Ik zal je een geitenbokje uit mijn kudde laten brengen,’ antwoordde hij. ‘Goed,’ zei ze, ‘als ik dan maar een onderpand van u krijg.’
Lees meer ...Genesis 38:24-30 Juda en Tamar 3
Ongeveer drie maanden later kwam men Juda vertellen dat Tamar, zijn schoondochter, zich als een hoer had gedragen en daardoor zwanger was. ‘Breng haar de stad uit,’ zei Juda, ‘ze moet verbrand worden.’ Maar terwijl ze de stad uit werd gebracht, liet ze haar schoonvader deze boodschap brengen: ‘Ik ben zwanger van de eigenaar van deze voorwerpen.
Lees meer ...