Page 116 of 323
1 114 115 116 117 118 323

Daniël 10:1-13 De eindtijd 1

In het derde jaar van koning Cyrus van Perzië werd aan Daniël, die Beltesassar werd genoemd, een boodschap geopenbaard. Het was een betrouwbaar bericht over een grote strijd. Door een visioen begreep hij het bericht. In die dagen was ik, Daniël, drie volle weken in de rouw. Smakelijk voedsel at ik niet, vlees en wijn kwamen niet in mijn mond, en ik wreef mij niet in met olie tot er drie weken verstreken waren. Op de vierentwintigste dag van de eerste maand, toen ik mij aan de oever van de grote rivier de Tigris bevond, sloeg ik mijn ogen op en zag een man, gekleed in linnen, met om zijn lendenen een gordel gemaakt van goud uit Ufaz.

0Shares
Lees meer ...

Daniël 10:14-21 De eindtijd 2

Ik ben gekomen om je inzicht te geven in wat er aan het einde van de tijd met je volk zal gebeuren; want dit is opnieuw een visioen dat over de toekomst gaat.’ Terwijl hij zo tegen me sprak, hield ik mijn ogen op de grond gericht en was verstomd. Toen raakte de menselijke gedaante mijn lippen aan. Ik opende mijn mond en begon te spreken. Ik zei tegen degene die voor me stond:

0Shares
Lees meer ...

Daniël 11:1-11 1

In het eerste jaar van Darius de Mediër steunde en beschermde ik hem. En nu zal ik je de waarheid vertellen. Er zullen nog drie koningen in Perzië opstaan, en de vierde zal een grotere rijkdom bezitten dan alle eerdere. Als hij door zijn rijkdom macht verworven heeft, zal hij alles en iedereen opzetten tegen het Griekse rijk. Daarna staat er een heldhaftige koning op, die met groot gezag regeert en doet wat hij wil. Maar nauwelijks is hij opgestaan, of zijn koninkrijk stort ineen en wordt opgedeeld naar de vier windrichtingen. Zijn rijk valt niet aan zijn nakomelingen toe en is niet zo machtig als toen hijzelf heerste, want het wordt uiteengerukt, het komt aan anderen dan de zijnen toe.

0Shares
Lees meer ...

Daniël 11:12-23 2

En wanneer de menigte is weggevaagd wordt de koning van het Zuiden hoogmoedig; tienduizenden velt hij, maar toch is hij niet machtig. Opnieuw brengt de koning van het Noorden een menigte op de been, groter nog dan de eerste. Na enige jaren trekt hij op met een groot leger dat geweldig is toegerust. In die tijd komen velen tegen de koning van het Zuiden in opstand; wettelozen uit je eigen volk komen in verzet om een visioen te verwerkelijken, maar zij komen ten val. De koning van het Noorden zal komen, een bestormingswal opwerpen en een versterkte stad innemen. De strijdkrachten van het Zuiden kunnen geen stand houden,

0Shares
Lees meer ...

Daniël 11:24-34 3

Onverhoeds komt hij in de vruchtbaarste delen van de provincie en doet wat geen van zijn voorouders ooit heeft gedaan: roofgoed, buit en rijkdom strooit hij voor zijn aanhangers uit. Ook tegen versterkte plaatsen smeedt hij plannen, maar dat duurt slechts korte tijd. Hij zal zijn krachten verzamelen en met een groot leger optrekken tegen de koning van het Zuiden. De koning van het Zuiden zal zich opmaken voor de strijd met een zeer groot en krachtig leger, maar hij zal geen stand kunnen houden, want men zal een aanslag tegen hem beramen. Zijn eigen disgenoten bewerkstelligen zijn ondergang,

0Shares
Lees meer ...

Daniël 11:35-45 4

Maar ook sommige van de verlichten komen ten val; mogen zij worden gelouterd, gereinigd en gezuiverd tot aan de eindtijd, want de vastgestelde tijd is nog niet aangebroken. De koning doet wat hij wil. Hij wordt hoogmoedig en stelt zich boven iedere god, en tegen de God der goden spreekt hij lasterlijke woorden. Toch zal hij in voorspoed leven totdat de toorn is uitgewoed, want wat besloten is moet worden uitgevoerd. Ook op de goden van zijn voorouders slaat hij geen acht, noch op de bij vrouwen geliefde god, noch op enige andere god, want hij stelt zich boven alle goden. In plaats daarvan vereert hij de god van de vestingen;

0Shares
Lees meer ...

Daniël 12:1-13

In die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de kinderen van je volk ter zijde staat. Het zal een tijd van verdrukking zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan. In die tijd zal je volk worden gered: allen die in het boek zijn opgetekend. Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd. De verlichten zullen stralen als het fonkelende hemelgewelf, en degenen die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altijd. Maar houd deze woorden geheim, Daniël, en verzegel het boek tot de eindtijd.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 1:1-9

Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot Hosea, de zoon van Beëri, toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden, en Jerobeam, de zoon van Joas, koning was in Israël. Israëls ontrouw. Zo begon de HEER te spreken tegen Hosea. De HEER zei tegen hem: ‘Trouw een overspelige vrouw en verwek kinderen bij haar, want het land maakt zich schuldig aan overspel door zich van de HEER af te keren.’ Daarop trouwde Hosea met Gomer, de dochter van Diblaïm.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 2:1-11 1

Maar eens zullen de kinderen van Israël talrijk zijn als zandkorrels aan de zee, die niet te meten en niet te tellen zijn. En waar tegen hen gezegd is: ‘Jullie zijn Mijn volk niet meer,’ zullen ze weer kinderen van de levende God worden genoemd. Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël weer bijeenkomen en één leider aanstellen. Op de dag dat God zelf zal zaaien, op de grote dag van Jizreël, zullen ze uit de aarde opschieten. Dan noemen jullie je broeders weer Ammi en je zusters weer Ruchama. Israëls ontrouw beantwoord met liefde. Klaag jullie moeder aan! Klaag haar aan! Want zij is Mijn vrouw niet meer en Ik ben haar man niet meer.

0Shares
Lees meer ...

Hosea 2:12-25 2

Ik zal haar de kleren van het lijf rukken in het bijzijn van haar minnaars, en niemand die haar uit Mijn greep kan redden. Aan alle dagen dat zij feestviert, haar hoogtijdagen, nieuwemaan en sabbat, aan al haar feestvreugde zal Ik een einde maken. Ik verwoest haar wijnstok en haar vijgenboom, waarvan zij zei: ‘Het zijn geschenken die mijn minnaars me hebben gegeven.’ Ik laat ze verwilderen en geef ze prijs aan de dieren. Ik zal haar straffen voor de feesten die ze aan de Baäls wijdde en waarop ze hun offers bracht; uitgedost met ringen en halssieraden liep ze achter haar minnaars aan. Maar Mij vergat ze – spreekt de HEER.

0Shares
Lees meer ...
Page 116 of 323
1 114 115 116 117 118 323