De ark van God werd neergezet in de tent die David had laten oprichten, en men bracht brandoffers en vredeoffers aan God. Na afloop daarvan zegende David het volk in de naam van de HEER. Aan alle Israëlieten, zowel de mannen als de vrouwen, liet hij brood, gedroogde dadels en rozijnen uitdelen.
David stelde de volgende Levieten aan om dienst te doen bij de ark van de HEER door de HEER, de God van Israël, te roemen, te loven en te prijzen:
Asaf als leider en Zecharja als zijn helper. Jeïel, Semiramot, Jechiël, Mattitja, Eliab, Benaja, Obed-Edom en Jeïel moesten de harpen en lieren bespelen, en Asaf moest de cimbalen slaan. De priesters Benaja en Jachaziël moesten voortdurend op de trompetten blazen voor de ark van het verbond met God. Op die dag droeg David Asaf en zijn verwanten op voortaan als volgt de lof van de HEER te zingen:
‘Loof de HEER, roep luid Zijn naam, maak Zijn daden bekend onder de volken, zing en speel voor Hem, spreek vol lof over Zijn wonderen, beroem u op Zijn heilige naam. Wees blij van hart, u die de HEER zoekt.
Zie uit naar de HEER en Zijn macht, zoek voortdurend Zijn nabijheid. Gedenk de wonderen die Hij heeft gedaan, de oordelen die Hij heeft uitgesproken, nageslacht van Israël, Zijn dienaar, kinderen van Jakob, door Hem verkozen.
Hij is de HEER, onze God, Zijn besluiten gelden over de hele aarde. Gedenk tot in eeuwigheid Zijn belofte aan duizend geslachten, het verbond dat Hij sloot met Abraham en voor Isaak bevestigde met een eed.
Voor Jakob verhief Hij het tot wet, voor Israël tot een eeuwig verbond, toen Hij zei:
“Ik zal jou Kanaän geven, dat land wordt je onvervreemdbaar bezit,” terwijl jullie daar nog maar korte tijd waren, een handjevol vreemdelingen, zwervend van volk naar volk, van het ene koninkrijk naar het andere.
Hij stond niet toe dat iemand hen verdrukte, ter wille van hen strafte Hij koningen:
“Raak Mijn gezalfden niet aan, doe Mijn profeten geen kwaad.”
Zing voor de HEER, heel de aarde. Verkondig van dag tot dag dat Hij ons redt. Maak aan alle volken Zijn majesteit bekend, aan alle naties Zijn wonderdaden.