Benjamin verwekte vijf zonen:
Bela, de oudste, Asbel, de tweede, Achrach, de derde, Nocha, de vierde, en Rafa, de vijfde. Bela had de zonen Addar, Gera, Abihud, Abisua, Naäman, Achoach, Gera, Sefufan en Churam. En dit zijn de zonen van Echud – zij waren de familiehoofden van de inwoners van Geba, die als ballingen naar Manachat werden gevoerd:
Naäman, Achia en Gera. Onder Gera’s leiding werden ze weggevoerd. Hij verwekte Uzza en Achichud.
Sacharaïm, die op de hoogvlakte van Moab woonde, verwekte bij zijn vrouw Chodes de volgende zonen, nadat hij zijn vrouwen Chusim en Baära had weggestuurd:
Jobab, Sibja, Mesa en Malkam, Jeüs, Sochja en Mirma. Deze zonen van Sacharaïm waren familiehoofden. Bij Chusim had hij Abitub en Elpaäl verwekt. Zonen van Elpaäl:
Eber, Misam, Semed (die Ono en Lod en de omliggende dorpen stichtte), Beria en Sema. Zij waren de familiehoofden van de inwoners van Ajjalon, die de inwoners van Gat op de vlucht joegen.
Achio, Sasak en Jeremot, Zebadja, Arad en Eder, Michaël, Jispa en Jocha waren de zonen van Beria. Zebadja, Mesullam, Chizki en Cheber, Jismerai, Jizlia en Jobab waren de zonen van Elpaäl. Jakim, Zichri en Zabdi, Eliënai, Silletai en Eliël, Adaja, Beraja en Simrat waren de zonen van Simi. Jispan, Eber en Eliël, Abdon, Zichri en Chanan, Chananja, Elam en Antotia, Jifdeja en Peniël waren de zonen van Sasak. Samserai, Secharja en Atalja, Jaäresja, Elia en Zichri waren de zonen van Jerocham. Zij staan in de geslachtslijsten als familiehoofden. Ze woonden met hun families in Jeruzalem.