Amon was tweeëntwintig jaar oud toen hij koning werd. Twee jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Mesullemet, de dochter van Charus, uit Jotba. Net als zijn vader Manasse deed hij wat slecht is in de ogen van de HEER. Hij volgde in alles het voorbeeld van zijn vader, diende dezelfde afgoden als hij en knielde voor hen neer. Hij keerde zich af van de HEER, de God van zijn voorouders, en gehoorzaamde Hem niet. De dienaren van Amon beraamden een aanslag op de koning en vermoordden hem in zijn paleis. Maar het volk doodde allen die tegen koning Amon hadden samengezworen en riep zijn zoon Josia tot zijn opvolger uit. Verdere bijzonderheden over Amon zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Juda. Hij werd begraven in de tuin van Uzza; zijn zoon Josia volgde hem op.