Ondertussen riep de profeet Elisa een van de leerlingen van de profetengemeenschap bij zich en droeg hem op:
‘Neem dit kruikje met olie en ga zo snel mogelijk naar Ramot in Gilead. Daar aangekomen moet je Jehu opzoeken, de zoon van Josafat, de zoon van Nimsi. Ga naar hem toe en neem hem apart. Ga met hem naar een afgezonderd vertrek en giet het kruikje olie over zijn hoofd uit met de woorden:
“Dit zegt de HEER:
Hierbij zalf Ik je tot koning van Israël.” Daarna moet je het vertrek verlaten en maken dat je wegkomt.’
De jonge profeet ging naar Ramot in Gilead. Toen hij daar aankwam, zaten de bevelhebbers van het leger bij elkaar. ‘Kan ik u spreken, overste?’ vroeg hij. ‘Wie van ons wilt u spreken?’ vroeg Jehu. ‘U, overste,’ antwoordde hij. Jehu stond op en ging met de jonge profeet mee naar binnen. Daar goot de profeet de olie over Jehu’s hoofd uit en zei:
‘Dit zegt de HEER, de God van Israël:
Hierbij zalf Ik je tot koning over Israël, het volk van de HEER. Ruim het koningshuis van Achab, waarbij je in dienst staat, uit de weg, want Ik wil het bloed wreken van de profeten en van al Mijn andere dienaren die door Izebel ter dood zijn gebracht. Heel het koningshuis van Achab zal ten onder gaan, alle mannelijke leden van zijn familie zal Ik uitroeien, van hoog tot laag. Het zal het koningshuis van Achab vergaan als het koningshuis van Jerobeam, de zoon van Nebat, en het koningshuis van Basa, de zoon van Achia. En Izebel zal op de akkers van Jizreël door de honden worden opgevreten, niemand zal haar begraven.’ Daarop verliet de profeet het vertrek en maakte dat hij wegkwam.
Toen Jehu terugkwam bij de dienaren van zijn heer vroegen ze hem:
‘Is alles in orde? Wat moest die gek van jou?’ ‘Ach, het gewone gezeur, jullie kennen dat wel,’ antwoordde Jehu. ‘Maak dat een ander wijs,’ zeiden ze. ‘Zeg op, wat had hij te vertellen?’ Toen zei Jehu:
‘Hij heeft me het volgende gezegd:
“Dit zegt de HEER:
Hierbij zalf Ik jou tot koning van Israël.”’ Ogenblikkelijk deden ze allemaal hun mantels af en spreidden die voor hem als loper over de traptreden uit. Toen bliezen ze op de ramshoorn en riepen: