Elisa had de vrouw van wie hij het kind weer tot leven had gewekt de volgende raad gegeven:
‘U moet vertrekken en met uw familie tijdelijk ergens anders gaan wonen, waar u maar terecht kunt, want de HEER laat een hongersnood komen die deze streek zeker zeven jaar in zijn greep zal houden.’ De vrouw was vertrokken, zoals de godsman had gezegd, en zij en haar familie hadden zeven jaar als vreemdelingen in het land van de Filistijnen gewoond. Toen ze na zeven jaar weer in haar eigen land terugkwam, ging ze naar de koning om zijn hulp in te roepen om haar huis en haar grond terug te krijgen. De koning was juist in gesprek met Elisa’s knecht Gechazi, aan wie hij gevraagd had om hem over de bijzondere daden van de godsman te vertellen. Net toen Gechazi aan het vertellen was hoe Elisa een dode tot leven had gewekt, kwam de moeder van het bewuste kind de hulp van de koning inroepen. ‘Dit is de vrouw over wie ik het had, mijn heer en koning,’ zei Gechazi, ‘en dat is de jongen die Elisa tot leven gewekt heeft.’ De koning vroeg aan de vrouw wat ze kwam doen, en toen ze verteld had wat ze verlangde, stuurde hij een van zijn kamerheren met haar mee met de opdracht:
‘Zorg ervoor dat ze al haar bezittingen terugkrijgt, en ook alles wat haar grond heeft opgebracht vanaf de dag dat ze het land verliet tot nu toe.’