Elisa ging terug naar Gilgal. Er heerste in die tijd weer hongersnood in het land. Toen hij een keer met de leden van de profetengemeenschap bijeen zat, droeg hij zijn knecht op een grote kookpot op het vuur te zetten en een warm gerecht voor hen te bereiden. Een van de profeten ging buiten eetbare planten zoeken. Hij vond een wilde kruipplant, een kolokwint, en plukte daarvan zoveel vruchten als hij in zijn kleed kon meedragen. Toen hij terugkwam sneed hij de vruchten in stukjes en deed ze door het gerecht in de pot; ze wisten namelijk niet wat het was. Het gerecht werd rondgediend, en zodra ze ervan proefden schreeuwden ze uit:
‘Godsman, de dood zit in de pot!’ Ze konden geen hap door hun keel krijgen. Toen zei Elisa:
‘Breng me wat meel.’ Hij strooide wat meel in de pot en zei:
‘Schep iedereen opnieuw op. Nu kunnen ze ervan eten.’ En inderdaad, de bittere smaak was volkomen verdwenen.