Zodra de dochter van de farao van de Davidsburcht was verhuisd naar de vertrekken die Salomo voor haar in het paleis had laten bouwen, begon hij aan de bouw van het Millobolwerk.
Nadat hij de tempel voltooid had, bracht Salomo driemaal per jaar brandoffers en vredeoffers op het altaar dat hij voor de HEER had laten maken; ook brandde hij wierook bij het altaar van de HEER.
Koning Salomo had ook een vloot laten bouwen, in Esjon-Geber bij Elat, aan de kust van de Rode Zee, in Edom. Chiram stuurde ervaren zeelieden met Salomo’s vloot mee om de bemanning bij te staan. De vloot voer naar Ofir, van waar ze vierhonderdtwintig talent goud voor koning Salomo meebrachten.