en Hanna bad:
‘Nu juicht mijn hart dankzij de HEER, fier heft mijn hoofd zich op, dankzij de HEER, mijn mond spreekt vrijmoedig tegen mijn vijanden, want dankzij Uw hulp beleef ik vreugde. Geen is er heilig als de HEER, er is geen andere God dan U, geen rots is er als onze God. Gebruik toch geen grote woorden, blaas niet zo hoog van de toren, want de HEER is een alwetende God:
door Hem worden onze daden gewogen.
De boog van de helden is gebroken, en wie wankelen weten zich gesterkt. Die genoeg hadden, verkopen zich voor brood, en wie hongerden zijn verzadigd. De onvruchtbare baart zeven zonen, en wie veel kinderen heeft, verwelkt. De HEER doet sterven en doet leven, zendt naar het dodenrijk en leidt eruit omhoog. De HEER maakt arm en Hij maakt rijk, vernedert diep en heft hoog op. De zwakke en de arme helpt Hij overeind, Hij haalt hen uit het stof en uit het slijk. Tussen de edelen zet Hij hen neer, Hij houdt een ereplaats voor hen vrij. Van de HEER zijn de pijlers der aarde waarop Hij de wereld heeft vastgezet.
Die Hem trouw zijn, behoedt Hij op hun pad, maar de zondaars komen om in het duister. Ontoereikend is de menselijke kracht:
wie het opneemt tegen de HEER wordt gebroken, vanuit de hemel dondert Hij hun toe. De HEER spreekt recht over heel de aarde, Hij geeft macht aan de koning die Hij kiest en verhoogt het aanzien van Zijn gezalfde.’
Daarop ging Elkana terug naar huis, naar Rama. De jongen bleef achter onder de hoede van de priester Eli om de HEER te dienen.