Maar de Danieten antwoordden:
‘U kunt maar beter niet zo’n grote mond tegen ons opzetten, want wanneer deze heetgebakerde mannen zich op u storten, is het met u en uw mensen gedaan.’ Hierop vervolgden de Danieten hun weg. En Micha, die inzag dat hij toch niets tegen hen kon beginnen, keerde terug naar huis.
Zo kwamen de Danieten met de beelden die Micha had laten maken en de priester die bij hem in dienst was geweest, bij Laïs aan. Ze overvielen de inwoners, die een rustig leven leidden en zich van geen gevaar bewust waren, doodden ze allemaal en staken de stad in brand. Er was niemand die de bevolking van Laïs te hulp kwam, want Sidon lag ver weg en ze hadden geen enkele bondgenoot. Daarna herbouwden de Danieten de stad, die in de vallei van Bet-Rechob lag, en gingen er wonen. Ze noemden hun stad Dan, naar hun stamvader, een van de zonen van Israël; daarvoor heette die stad Laïs. Ze gaven er het zilveren godenbeeld een plaats, en Jonatan, die een zoon was van Gersom, de zoon van Mozes, werd hun priester. Na hem bleven zijn nakomelingen bij de Danieten het priesterambt vervullen, totdat de bevolking werd weggevoerd. Zolang het heiligdom van God in Silo bestond, bleef het godenbeeld dat Micha had laten maken bij de Danieten.