Dan liet de HEER een rechter optreden om het volk te leiden en het te bevrijden van de roversbenden. Maar ook naar hun rechters luisterden ze niet; ze gaven zich af met andere goden en bogen zich voor hen neer. Binnen de kortste keren dwaalden ze weer af van de weg die hun voorouders waren gegaan:
die hadden de geboden van de HEER gehoorzaamd, maar zij niet. Binnen de kortste keren dwaalden ze weer af van de weg die hun voorouders waren gegaan:
die hadden de geboden van de HEER gehoorzaamd, maar zij niet. Steeds wanneer de HEER een rechter liet optreden, stond Hij die bij. Want wanneer het volk zuchtte onder het juk van onderdrukkers, kreeg de HEER medelijden en verloste Hij hen van hun vijanden zolang die rechter leefde. Maar wanneer de rechter dan stierf, verviel het volk van kwaad tot erger. Meer nog dan hun voorouders liepen ze achter andere goden aan om die te dienen en bogen ze zich voor hen neer. Ze weigerden hardnekkig hun kwalijke praktijken op te geven.
De HEER ontstak in woede tegen Israël en zei:
‘Dit volk overtreedt de regels van het verbond die Ik hun voorouders heb opgelegd en het luistert niet naar Mij. Ik zal daarom geen enkel volk meer verdrijven dat nog in het land woonde toen Jozua stierf.’ De HEER had die volken namelijk in het land laten blijven en ze niet onmiddellijk verdreven omdat Hij de Israëlieten op de proef wilde stellen. Hij had ze niet aan Jozua uitgeleverd, omdat Hij wilde zien of de Israëlieten zich net als hun voorouders zouden houden aan de weg die Hij hun had gewezen of niet.