Mozes had aan de families van de eerste helft van de stam Manasse het volgende grondgebied toegewezen:
Het strekte zich uit ten noorden van Machanaïm en omvatte heel Basan, dus het hele rijk van koning Og, met inbegrip van alle dorpen van Jaïr, zo’n zestig nederzettingen. Verder omvatte het de helft van Gilead en de beide koningssteden die Og in Basan had:
Astarot en Edreï.
Dit was het gebied dat toebehoorde aan de eerste helft van de families die van Manasses zoon Machir afstamden.
Tot zover de gebieden die Mozes op de vlakte van Moab, ten oosten van de Jordaan en Jericho, had verdeeld. Hij wees de stam van de Levieten echter geen grondgebied toe. Zij zouden mogen bestaan van de dienst aan de HEER, de God van Israël, zoals hij hun had beloofd.