Maar Israël schond de ban. Er was een zekere Achan:
hij was een zoon van Karmi, die een zoon was van Zabdi, de zoon van Zerach, en hij was afkomstig uit de stam Juda. Deze Achan vergreep zich aan de goederen die onvoorwaardelijk aan de HEER gewijd waren. Hierop ontstak de HEER in woede tegen het volk van Israël.
Jozua stuurde een paar mannen van Jericho naar Ai, dat bij Bet-Awen ligt, ten oosten van Betel. Hij droeg hun op dat gebied te verkennen. De mannen verkenden Ai, en toen ze teruggekomen waren rapporteerden ze aan Jozua:
‘U hoeft niet het hele leger naar Ai te laten uitrukken. Zo’n twee- of drieduizend man is voldoende om de stad te verslaan. Het is echt niet nodig dat u het hele leger met een veldtocht naar die stad vermoeit, want Ai heeft maar weinig inwoners.’
Er gingen toen een drieduizend man. Maar ze werden op de vlucht gejaagd door het leger van Ai, dat hen achtervolgde vanaf de poort tot op de helling even voorbij het ravijn. Daar doodde het zesendertig man. Toen sloeg de angst het volk om het hart en het werd radeloos. Jozua en de oudsten van Israël scheurden hun kleren, wierpen zich voor de ark van de HEER ter aarde en gooiden stof over hun hoofd. Zo bleven ze tot de avond liggen. Jozua riep uit:
‘Nee, HEER! Nee, mijn God! Waarom hebt U dit volk eigenlijk de Jordaan laten overtrekken? Alleen om ons over te leveren aan de Amorieten en ons door hen te laten doden? Waren we maar zo verstandig geweest aan de overzijde van de Jordaan te blijven. Ach Heer, wat kan ik anders zeggen nu Israël voor zijn vijanden op de vlucht geslagen is? Als de Kanaänieten en alle andere inwoners van dit land het horen, zullen ze ons van alle kanten aanvallen en onze naam van de aardbodem wegvagen. En hoe wilt U dan Uw grote naam instandhouden?’ De HEER sprak hierop tot Jozua:
‘Sta op! Wat lig je daar nu op de grond! Israël heeft gezondigd. Ze hebben het gewaagd de regels van het verbond te overtreden die Ik hun gegeven heb. Ze hebben zich vergrepen aan de goederen waarop Mijn ban rustte. Ze hebben die gestolen, en dat ook nog eens proberen te verdoezelen door ze tussen hun eigen bezittingen te verbergen.