Hierna stuurde Jozua, de zoon van Nun, er vanuit Sittim in het geheim twee spionnen op uit. Hij gaf hun de opdracht:
‘Verken het hele gebied, maar vooral Jericho.’ De mannen vertrokken. Toen ze in Jericho waren gekomen, vonden ze onderdak bij een hoer, Rachab genaamd, bij wie ze wilden overnachten. Maar toen de koning van Jericho hoorde dat er die nacht spionnen van Israël waren gekomen, liet hij Rachab het volgende bevel geven:
‘Lever ze uit, die mannen die bij je zijn, want ze zijn hier om te spioneren.’ Maar Rachab – die de twee mannen verborgen had – zei:
‘Die mannen hebben mij inderdaad bezocht, maar ik weet niet waar ze vandaan kwamen. Ze zijn vertrokken vlak voordat het donker werd en de poort zou worden gesloten. Ik heb geen idee waar ze naartoe zijn gegaan. Ga ze snel achterna, dan haalt u ze nog in.’ Rachab had de mannen naar het dak gebracht en ze daar verborgen onder bundels vlas. Hun achtervolgers vertrokken meteen in de richting van de Jordaan, naar de oversteekplaatsen. Zodra ze de stad hadden verlaten werd de poort gesloten.
Rachab ging naar het dak voordat de mannen in slaap zouden zijn. ‘Ik weet,’ zei ze tegen hen, ‘dat de HEER dit land aan jullie heeft gegeven. Wij zijn door angst overmand. Alle inwoners van dit land zijn doodsbang voor jullie, want we hebben gehoord dat de HEER de Rietzee voor jullie heeft drooggelegd toen jullie uit Egypte wegtrokken en dat jullie Sichon en Og, de twee koningen van de Amorieten ten oosten van de Jordaan, hebben vernietigd. Toen we dat hoorden, sloeg de angst ons om het hart en werden we wanhopig. De HEER, jullie God, is immers een God die macht heeft in de hemel en op aarde. Zweer me dan bij de HEER dat jullie mijn familie en mij goed zullen behandelen. Ik heb jullie toch ook goed behandeld? Zweer het me, geef me de zekerheid dat jullie mijn vader en moeder, mijn broers en zusters en hun kinderen zullen sparen. Red ons van de dood!’ De mannen antwoordden haar:
‘We staan voor jullie borg met ons leven, op voorwaarde dat jullie onze plannen niet verraden. Wanneer de HEER ons dit land gegeven heeft, zullen we onze belofte nakomen.’