De wijn die Ik hun te drinken geef is afkomstig van Sodoms wijnstok, hij komt uit Gomorra’s wijngaarden; bittere, giftige druiven brengen die voort, de wijn ervan is vol venijn, dodelijk als het gif van slangen. Ik heb dat allemaal bewaard, het opgeborgen in Mijn schatkamers voor de dag dat Ik wraak ga nemen, het tijdstip waarop Ik hun kwaad vergeld, wanneer aan hun voorspoed een einde komt. Want de dag van hun ongeluk is nabij, hun noodlot komt onafwendbaar op hen af.”
Want de HEER zal Zijn volk recht doen, Hij ontfermt zich weer over Zijn dienaren. Als Hij ziet dat alle krachten hun begeven en weldra iedereen bezwijkt, zal Hij zeggen:
“Waar zijn je goden nu? Waar is de rots waarop je steunde? Hebben ze niet het vet van je offers gegeten, niet gedronken van de wijn die je ze aanbood? Laten die goden je dan te hulp schieten, laten zij een schuilplaats voor je zijn! Zie het toch in:
Ik ben de enige, naast Mij is er geen andere god. Ik laat sterven, Ik geef leven, Ik sla wonden en Ik genees. Wanneer Ik Mijn macht laat gelden is er niemand die redding bieden kan. Ik hef Mijn hand op naar de hemel en zweer:
‘Zo waar Ik eeuwig leef:
Ik wet Mijn bliksemend zwaard, Ik ga het vonnis voltrekken. Ik zal Mij wreken op Mijn vijanden, Ik reken af met wie Mij haatten. Mijn pijlen maak Ik dronken van het bloed van vijanden, gevallen en gevangen; Mijn zwaard verslindt het vlees van hun mannen die zo dreigend hun haren hadden losgeworpen.’”
Laat alle volken Zijn volk toejuichen, omdat Hij het bloed van Zijn dienaren wreekt; Hij neemt wraak op Zijn vijanden en de schuld van Zijn land en Zijn volk wist Hij uit.’
Heel dit lied heeft Mozes samen met Jozua, de zoon van Nun, gezongen en het volk was er getuige van.
Toen Mozes zijn toespraak tot heel Israël beëindigd had, besloot hij:
‘Neem mijn waarschuwingen ter harte, en draag ook uw kinderen op om zich strikt te houden aan de wetten waarin u onderwezen bent. Want het gaat hier niet om iets onbeduidends, het is een zaak van levensbelang! Als u er gehoor aan geeft, zult u lang mogen leven in het land aan de overkant van de Jordaan, dat u in bezit zult nemen.’