Mozes stelde zijn hele onderricht op schrift en gaf de boekrol aan de Levitische priesters, die de ark van het verbond met de HEER moesten dragen, en aan de oudsten van Israël. Hij droeg hun daarbij het volgende op:
‘Lees deze voorschriften elk zevende jaar, het jaar van de kwijtschelding, tijdens het Loofhuttenfeest voor aan alle Israëlieten. Want dan komt heel Israël naar de plaats die de HEER uitkiest, om daar voor Hem te verschijnen. Roep dan het volk bijeen, met inbegrip van de vrouwen en kinderen en de vreemdelingen die bij u in de stad wonen. Laat iedereen naar de voorlezing luisteren en zo leren ontzag te tonen voor de HEER, uw God, en de wetten waarin u onderwezen bent, strikt na te leven. Ook hun kinderen, die nog van niets weten, moeten luisteren en leren om ontzag te tonen voor de HEER, uw God, al de tijd dat u aan de overkant van de Jordaan leeft in het land dat u in bezit zult nemen.’
De HEER zei tegen Mozes:
‘Je leven loopt ten einde. Roep Jozua en kom samen naar de ontmoetingstent; dan zal Ik hem als jouw opvolger aanstellen.’ Nadat Mozes en Jozua de tent waren binnengetreden, verscheen de HEER in een wolkkolom, die boven de ingang bleef staan. De HEER zei tegen Mozes:
‘Als jij bij je voorouders te ruste bent gegaan, zal het volk Mij ontrouw worden en zich afgeven met de vreemde goden die zij zullen aantreffen in het land waar ze heen gaan. Ze zullen Mij verlaten en het verbond dat Ik met hen gesloten heb verbreken. Dan zal Ik in toorn tegen hen ontsteken, Ik zal hen aan hun lot overlaten en me van hen afkeren. Wanneer ze zo kwetsbaar zijn geworden, zullen ze ten prooi vallen aan allerlei ellende en tegenspoed. Dan zullen ze zeggen:
“Deze ellende overkomt ons zeker doordat onze goden ons verlaten hebben.” Nee, Ik ben het die zich van hen afkeert, omdat ze zoveel kwaad hebben gedaan en zich met andere goden hebben ingelaten.
Daarom moet jij het volgende lied opschrijven en het de Israëlieten uit hun hoofd laten leren; Ik zal het tegen hen laten getuigen.