Mannen bij wie de zaadballen zijn geplet of het lid is afgesneden, mogen niet deelnemen aan de dienst van de HEER. Ook bastaards en hun nakomelingen tot in het tiende geslacht zullen er nooit aan mogen deelnemen. Hetzelfde geldt voor Ammonieten en Moabieten:
nooit ofte nimmer zullen ze tot de dienst van de HEER worden toegelaten, omdat ze u op uw tocht uit Egypte niet van voedsel en water hebben voorzien, en omdat ze Bileam, de zoon van Beor, uit Petor in Aram-Naharaïm hebben ingehuurd om u te vervloeken. Maar omdat de HEER, uw God, u liefhad, heeft Hij Bileam geen gehoor geschonken en de vervloeking in een zegening omgezet. Draag dus, zolang u leeft, in geen enkel opzicht bij aan hun voorspoed en geluk. Edomieten moet u echter met respect behandelen, want dat zijn uw broeders. Ook Egyptenaren moet u respectvol behandelen, want u hebt als vreemdeling in hun land gewoond. En wat hun nageslacht betreft:
vanaf de derde generatie kunnen ze worden toegelaten tot de dienst van de HEER.
Tijdens een veldtocht tegen de vijand moet u zich in acht nemen voor onbetamelijkheden. Zo moet een man die ’s nachts door een zaadlozing onrein is geworden het legerkamp uit gaan en buiten blijven. Tegen het vallen van de avond moet hij zich baden; na zonsondergang mag hij dan het kamp weer binnenkomen. Verder moet er buiten het kamp een gelegenheid zijn waar u uw behoefte kunt doen. U moet een tentpin bij uw uitrusting steken, die u kunt gebruiken om een gat te maken waar u boven hurkt, en om uw uitwerpselen te bedekken. Want de HEER, uw God, is tijdens zo’n veldtocht in uw midden, om u te beschermen en u te laten zegevieren over uw vijand. Daarom moet u het kamp rein houden, opdat Hij niets onbetamelijks bij u aantreft en Hij zich niet van u afkeert.