De HEER zei tegen Mozes:
‘Wijd alle eerstgeborenen aan Mij; alles wat bij de Israëlieten of bij hun vee als eerste de moederschoot verlaat behoort Mij toe.’
Mozes zei tegen het volk:
‘Blijf deze dag gedenken, de dag waarop u weggetrokken bent uit Egypte, dat slavenland, want met krachtige hand heeft de HEER u daaruit bevrijd. Er mag dan niets gegeten worden dat zuurdesem bevat. Deze dag, de dag van uw uittocht, valt in de maand abib. Als de HEER u eenmaal in het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Chiwwieten en Jebusieten gebracht heeft, in het land dat Hij onder ede aan uw voorouders beloofd heeft, een land dat overvloeit van melk en honing, neem dan steeds in deze maand het volgende gebruik in acht:
Eet zeven dagen lang ongedesemd brood, en vier op de zevende dag feest ter ere van de HEER. Niet alleen moet u die zeven dagen ongedesemd brood eten, ook mag er in het hele land geen gedesemd brood of zuurdesem bij u te vinden zijn. En vertel uw kinderen die dag:
“Zo gedenk ik wat de HEER voor mij heeft gedaan toen ik wegtrok uit Egypte.” Laat dit gebruik zijn als een herinneringsteken om uw arm en op uw voorhoofd, zodat de wetten van de HEER voortdurend op uw lippen zijn. De HEER heeft u immers met sterke hand uit Egypte bevrijd. Ieder jaar opnieuw moet u dit gebruik op de vastgestelde tijd in acht nemen.