Ester antwoordde: ‘Als het de koning goeddunkt, laat hij de Joden in Susa dan toestemming geven om ook morgen te handelen volgens de wet die voor vandaag geldt. En laat hij hun toestaan om de lijken van Hamans tien zonen aan een paal te hangen.’ De koning gaf bevel dat het zo zou gebeuren. Er werd in Susa een wet uitgevaardigd, en ook werden de tien zonen van Haman opgehangen. De Joden in Susa sloten zich dus ook op de veertiende dag van de maand adar aaneen en ze doodden in Susa nog eens driehonderd man.
Lees meer ...Ester 9:20-25 Voorschriften voor het poeriemfeest 1
Mordechai stelde al deze gebeurtenissen op schrift en hij stuurde brieven naar de Joden in alle provincies van koning Ahasveros’ rijk, of ze nu dichtbij woonden of ver weg. Daarin verplichtte hij hen ertoe om elk jaar opnieuw zowel de veertiende als de vijftiende dag van de maand adar te vieren, omdat dit de dagen waren waarop de Joden rust gekregen hadden en niet meer door hun vijanden werden bedreigd, en omdat dit de maand was waarin droefheid was veranderd in vreugde en waarin rouw was veranderd in feest.
Lees meer ...Ester 9:26-32 Voorschriften voor het poeriemfeest 2
Het is naar het woord poer dat deze dagen Poerim worden genoemd. Daarom – vanwege de inhoud van het schrijven van Mordechai, en vanwege alles wat ze hadden meegemaakt en wat hun was overkomen – namen de Joden de verplichting op zich om deze beide dagen nooit ongemerkt voorbij te laten gaan, maar ze elk jaar te vieren op de voorgeschreven wijze en op de vastgestelde tijd. Ze wilden dit tot een vast gebruik maken voor zichzelf en voor hun nakomelingen, en voor allen die zich bij hen zouden aansluiten.
Lees meer ...Ester 10:1-3 Mordechais aanzien
Koning Ahasveros legde zowel het vasteland als de eilanden voor de kust belasting op. Al zijn machtige daden en krijgsverrichtingen zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Medië en Perzië, evenals alle bijzonderheden over de hoge positie die hij Mordechai had gegeven.
Lees meer ...Job 1:1-12 Jobs beproeving 1
In het land Us woonde een man die Job heette. Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad. Job had zeven zonen en drie dochters. Hij bezat zevenduizend schapen en geiten, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen en een groot aantal slaven en slavinnen. Hij was de aanzienlijkste man van het Oosten. Zijn zonen hadden de gewoonte om de beurt een feest te geven, ieder in zijn eigen huis, en nodigden dan hun drie zusters uit om bij hen te komen eten en drinken.
Lees meer ...Job 1:13-22 Jobs beproeving 2
Toen Jobs zonen en dochters op een dag weer in het huis van hun oudste broer zaten te eten en te drinken, kwam er een boodschapper bij Job en zei: ‘De runderen trokken de ploeg en de ezelinnen liepen vlakbij in de wei te grazen, maar plotseling werden we overvallen door de Sabeeërs, die het vee roofden en de knechten met hun zwaarden doodden. Ik ben als enige ontkomen om u te zeggen wat er gebeurd is.’ Nog voordat de boodschapper uitgesproken was, kwam er een volgende met het bericht: ‘Een verwoestende bliksem uit de hemel trof de schapen en geiten en de knechten, en het vuur verbrandde en verteerde allen.
Lees meer ...Job 2:1-13 Jobs beproeving 3
Op een dag kwamen de hemelbewoners hun opwachting maken bij de HEER, en ook Satan maakte bij Hem zijn opwachting. De HEER vroeg aan Satan: ‘Waar kom je vandaan?’ Hij antwoordde: ‘Ik heb rondgezworven en rondgedoold op aarde.’ De HEER vroeg aan Satan: ‘Heb je ook op Mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Ja, hij is nog even onberispelijk als altijd, en jij hebt Mij ertoe aangezet hem zonder reden te gronde te richten.’ Hierop zei Satan: ‘Zijn leven is hem alles waard. Daarvoor geeft hij zijn hele bezit.
Lees meer ...Job 3:1-12 Jobs klacht 1
Daarna opende Job zijn mond en vervloekte de dag van zijn geboorte. Hij zei: ‘Laat de dag dat ik geboren ben vergaan, en ook de nacht die zei: “Een jongen is verwekt.” Laat die dag een dag van duisternis worden, laat God in de hemel er geen acht op slaan. Laat die dag niet baden in het licht. Laat het diepste donker hem omhullen, een dichte wolk hem bedekken en een zonsverduistering hem teisteren.
Lees meer ...Job 3:13-26 Jobs klacht 2
Dan zou ik nu geborgen in de aarde liggen, dan zou ik geen zorgen hebben, ik zou slapen, omringd door koningen en raadsheren, bouwers van paleizen, al vergaan tot puin, tussen machtigen die goud bezaten en die hun huis met zilver vulden. Was ik maar als een misgeboorte weggestopt, als een kind dat het licht nooit heeft gezien. In het dodenrijk worden de goddelozen stil, zij die uitgeput zijn, vinden daar hun rust.
Lees meer ...Job 4:1-21 Elifaz’ eerste betoog 1
Toen nam Elifaz uit Teman het woord: ‘Kun je verdragen dat iemand het woord tot je richt? Maar wie zou nu kunnen zwijgen? Velen stond je bij met raad en daad en wie de moed ontzonk, heb je gesterkt. Je woorden richtten hem die struikelde weer op, aan knikkende knieën gaf je nieuwe kracht. Maar nu word jij beproefd, en je verliest de moed, nu treft jou het onheil, en je geeft het op. Vertrouw je niet op je ontzag voor God, geeft je onbesproken levenswandel je geen hoop? Ken jij onschuldigen die Hij te gronde richtte? Werden rechtschapenen ooit in het ongeluk gestort? Ik heb gezien: wie onrecht ploegt, wie rampspoed zaait, zal het ook oogsten.
Lees meer ...