Nadat Jechizkia met deze maatregelen de HEER trouw had bewezen, viel koning Sanherib van Assyrië Juda binnen en belegerde de versterkte steden, ervan overtuigd dat hij ze met geweld zou kunnen innemen. Jechizkia begreep dat het in Sanheribs bedoeling lag Jeruzalem aan te vallen, en daarom stelde hij aan zijn raadsheren en legeraanvoerders voor om de buiten de stad gelegen bronnen af te dekken. Zij waren het met hem eens en brachten een groot aantal mensen op de been om alle bronnen af te dekken en de irrigatiekanalen af te sluiten, ‘want,’ zeiden ze, ‘waarom zou de koning van Assyrië, als hij met zijn legermacht hier aankomt, een overvloed aan water moeten vinden?’
Lees meer ...2 Kronieken 32:12-19 Jeruzalem door Sanherib bedreigd 2
Heeft niet juist hij, Jechizkia, diens offerplaatsen en altaren laten verwijderen? Jechizkia heeft immers tegen de bevolking van Juda en Jeruzalem gezegd dat ze maar voor één altaar mochten neerknielen en alleen daar hun offers mochten brengen. Weet u dan niet wat ik en mijn voorouders hebben gedaan met de volken van de landen die we binnenvielen? Die andere volken zijn toch ook niet door hun goden uit mijn handen gered? Als geen enkele god zijn volk uit mijn handen heeft kunnen redden wanneer het eenmaal aan de genade van mijn voorouders was overgeleverd,
Lees meer ...2 Kronieken 32:20-23 Jeruzalem door Sanherib bedreigd 3
Vanwege deze dreigementen baden koning Jechizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amos, de hemel om hulp. Daarop stuurde de HEER een engel, die alle geoefende krijgers, aanvoerders en bevelhebbers in het kamp van de koning van Assyrië verdelgde. Diep vernederd keerde Sanherib terug naar zijn land.
Lees meer ...2 Kronieken 32:24-33 Het verdere verloop van de regering van Jechizkia
Omstreeks dezelfde tijd werd Jechizkia dodelijk ziek. Hij bad tot de HEER, en deze antwoordde hem en gaf hem een teken. Jechizkia was echter zo hoogmoedig geworden dat hij zich niet dankbaar toonde voor de weldaad die hem was bewezen. Zo riep hij Gods toorn over zich af, en ook over heel Juda en Jeruzalem. Maar omdat Jechizkia het hoofd boog en zijn trots liet varen, en de inwoners van Jeruzalem met hem, heeft de toorn van de HEER hen niet getroffen zolang Jechizkia leefde. Jechizkia vergaarde zeer veel rijkdom en roem. Hij liet schatkamers bouwen voor zilver, goud, edelstenen, reukwerk, schilden en allerlei andere kostbare voorwerpen,
Lees meer ...2 Kronieken 33:1-11 De regering van Manasse 1
Manasse was twaalf jaar oud toen hij koning werd. Vijfenvijftig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij gaf zich over aan de verfoeilijke praktijken van de volken die de HEER voor de Israëlieten verdreven had. Hij herstelde de offerplaatsen die zijn vader Jechizkia had laten slopen, richtte nieuwe altaren op voor de Baäls en maakte nieuwe Asjerapalen. Hij aanbad de hemellichamen en diende die. Hij richtte altaren op in de tempel van de HEER, waarvan de HEER had gezegd: ‘In Jeruzalem zal Mijn naam voor altijd wonen,’ en plaatste op de beide voorhoven van de tempel altaren voor de hemellichamen.
Lees meer ...2 Kronieken 33:12-20 De regering van Manasse 2
Toen Manasse zo in het nauw gedreven was, probeerde hij de HEER, zijn God, mild te stemmen door zich voor de God van zijn voorouders te verootmoedigen. Hij bad tot God, en God liet zich vermurwen en verhoorde zijn smeekbede. Hij liet hem terugkeren naar Jeruzalem en herstelde hem in zijn macht. Toen erkende Manasse dat de HEER God is. Na zijn terugkeer bouwde hij een tweede muur om de Davidsburcht, westelijk van de Gichonbron in het dal, om de Ofel heen, tot aan de Vispoort. Hij liet de muur hoog optrekken. In alle vestingsteden van Juda stationeerde hij bevelhebbers.
Lees meer ...2 Kronieken 33:21-25 De regering van Amon
Amon was tweeëntwintig jaar oud toen hij koning werd. Twee jaar regeerde hij in Jeruzalem. Net als zijn vader Manasse deed hij wat slecht is in de ogen van de HEER. Hij bracht offers voor alle godenbeelden die zijn vader Manasse had laten maken en diende die.
Lees meer ...2 Kronieken 34:1-11 De regering van Josia 1
Josia was acht jaar oud toen hij koning werd. Eenendertig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij volgde het voorbeeld van zijn voorvader David en hield zich daaraan: hij deed wat goed is in de ogen van de HEER. Vanaf het achtste jaar van zijn regering – hij was toen nog een jongeman – richtte hij zich naar de God van zijn voorvader David. En in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem te ontdoen van de offerplaatsen, de Asjerapalen en de gesneden en gegoten beelden. Hij zag er persoonlijk op toe dat de altaren voor de Baäls omver werden gehaald. Hij haalde ook de wierookaltaren die daar bovenop stonden neer, sloeg de Asjerapalen en de godenbeelden aan stukken en verpulverde ze.
Lees meer ...2 Kronieken 34:12-21 De regering van Josia 2
De mannen deden hun werk nauwgezet. Ze stonden onder leiding van Jachat en Obadja, Levieten uit de familie van Merari, en Zecharja en Mesullam uit de familie van Kehat. Andere Levieten, allen zeer bedreven in het bespelen van muziekinstrumenten, hadden de leiding over de sjouwers. Zo stonden alle werklieden, ongeacht het werk dat ze deden, onder leiding van Levieten. Weer andere Levieten waren schrijver, griffier of poortwachter. Bij het te voorschijn halen van het zilver dat aan de tempel was afgedragen, vond de priester Chilkia een boekrol met de tekst van de wet van de HEER die door Mozes was overgeleverd.
Lees meer ...2 Kronieken 34:22-29 De regering van Josia 3
Chilkia ging met de dienaren van de koning naar de profetes Chulda, de vrouw van Sallum. Sallum was de zoon van Tokhat, de zoon van Chasra; hij beheerde de priesterkleding. Chulda woonde in het nieuwe stadsdeel van Jeruzalem. Toen ze haar alles verteld hadden, zei Chulda tegen hen: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Zeg tegen degene die jullie naar Mij heeft toegestuurd: “Dit zegt de HEER: Ik zal onheil brengen over deze stad en haar bewoners, Ik zal alle vervloekingen die beschreven staan in het boek dat aan de koning van Juda is voorgelezen, voltrekken.
Lees meer ...