De nakomelingen van Asaf, Heman en Jedutun werden door David en de hoofden van de eredienst van de gewone taken vrijgesteld om de lofliederen te zingen onder begeleiding van lieren, harpen en cimbalen. Hier volgt de lijst van de mannen die deze taak moesten verrichten: Uit de familie van Asaf: Zakkur, Josef, Netanja en Asarela, zonen van Asaf. Zij begeleidden Asaf wanneer hij de lofliederen zong volgens de aanwijzingen van de koning. Uit de familie van Jedutun: Jedutuns zes zonen Gedalja, Seri, Jesaja, Chasabja en Mattitja.
Lees meer ...1 Kronieken 25:8-31 De zangers 2
De zangers werden door loting in wisseldienst ingedeeld, zonder onderscheid te maken tussen oud en jong, volleerde zangers en leerlingen. Het eerste lot viel op de familie van Asaf, op Josef; het tweede viel op Gedalja, met zijn verwanten en zonen samen twaalf man; het derde op Zakkur, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het vierde op Jisri, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het vijfde op Netanja, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het zesde op Bukkiahu, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het zevende op Jesarela, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man;
Lees meer ...1 Kronieken 26:1-11 De poortwachters 1
De afdelingen van de poortwachters: Uit de familie van Korach: Meselemja, de zoon van Kore uit de familie van Asaf. Meselemja had de volgende zonen: Zecharja, de oudste, Jediaël, de tweede, Zebadja, de derde, Jatniël, de vierde, Elam, de vijfde, Jochanan, de zesde, en Eljoënai, de zevende. Obed-Edom had de volgende zonen: Semaja, de oudste, Jozabad, de tweede, Joach, de derde, Sachar, de vierde, Netanel, de vijfde, Ammiël, de zesde, Issachar, de zevende, en Peülletai, de achtste – God had hem rijk gezegend.
Lees meer ...1 Kronieken 26:12-19 De poortwachters 2
Net zoals hun verwanten deden ook de poortwachters, in afdelingen ingedeeld naar hun hoofdmannen, bij toerbeurt dienst bij de tempel van de HEER. De verschillende poorten werden door loting aan de hoofdmannen toegewezen, zonder onderscheid te maken tussen jong en oud. Het lot voor de wacht in het oosten viel op Selemja.
Lees meer ...1 Kronieken 26:20-28 De schatbewaarders, rechters en bestuursambtenaren 1
Andere Levieten kregen de volgende taken: Achia werd belast met het toezicht op de schatkamers van de tempel van God en de schatkamers waar de wijgeschenken werden bewaard. Ook Jechiëls nakomelingen Zetam en zijn broer Joël, uit de familie van Ladan, werden belast met het toezicht op de schatkamers van de tempel van de HEER. De hoofden van de familie van de Gersoniet Ladan waren namelijk afstammelingen van Jechiël.
Lees meer ...1 Kronieken 26:29-32 De schatbewaarders, rechters en bestuursambtenaren 2
Kenanja en zijn zonen, uit de familie van Jishar, werden benoemd als griffiers en rechters buiten Jeruzalem. Chasabja en zijn verwanten, zeventienhonderd aanzienlijke mannen uit de familie van Chebron, behartigden de staatszaken van Israël in het gebied ten westen van de Jordaan.
Lees meer ...1 Kronieken 27:1-12 Indeling van de overige Israëlieten 1
Hier volgen de Israëlieten die in afdelingen van vierentwintigduizend man bij toerbeurt één maand per jaar opkwamen, met hun familiehoofden en de bevelhebbers over de eenheden van duizend en van honderd man, die samen met hun ambtenaren alles wat de dienstplicht betrof voor de koning regelden. Aan het hoofd van de eerste afdeling, voor de eerste maand, stond Jasobam, de zoon van Zabdiël, uit de familie van Peres. Zijn afdeling telde vierentwintigduizend man. Hij voerde het bevel over de legeraanvoerders van de eerste maand. Aan het hoofd van de afdeling voor de tweede maand stond Dodai uit Achoach.
Lees meer ...1 Kronieken 27:13-24 Indeling van de overige Israëlieten 2
De tiende afdeling, voor de tiende maand, stond onder bevel van Maharai uit Netofa, uit de familie van Zerach. Zijn afdeling telde vierentwintigduizend man. De elfde afdeling, voor de elfde maand, stond onder bevel van Benaja uit Piraton, uit de stam Efraïm. Zijn afdeling telde vierentwintigduizend man. De twaalfde afdeling, voor de twaalfde maand, stond onder bevel van Cheldai uit Netofa, uit de familie van Otniël. Zijn afdeling telde vierentwintigduizend man.
Lees meer ...1 Kronieken 27:25-34 Indeling van de overige Israëlieten 3
Azmawet, de zoon van Adiël, kreeg de verantwoordelijkheid voor de koninklijke magazijnen. Jonatan, de zoon van Uzzia, kreeg de verantwoordelijkheid voor de voorraden in de rest van het land, in de steden en dorpen en versterkte opslagplaatsen. Ezri, de zoon van Kelub, kreeg de verantwoordelijkheid voor de landarbeiders die de akkers bewerkten. Simi uit Rama kreeg de verantwoordelijkheid voor de wijngaarden en de Sifmiet Zabdi voor de kelders waarin de wijn werd bewaard.
Lees meer ...1 Kronieken 28:1-10 David draagt zijn taken over aan Salomo 1
David riep alle leiders van Israël in Jeruzalem bijeen: de stamhoofden, de hoofden van dienst, de bevelhebbers over de eenheden van duizend en van honderd man, de opzichters over het vee en de bezittingen van de koning en zijn zonen, de kamerheren, de helden, kortom alle invloedrijke personen. Koning David ging staan en zei: ‘Mijn broeders, mijn volk, hoor mij aan. Ik had graag zelf een tempel gebouwd waarin de ark van het verbond met de HEER, de voetenbank van onze God, een rustplaats zou vinden. Ik was al met de voorbereidingen begonnen, maar God zei tegen mij: “Jij zult voor Mijn naam geen huis bouwen, want je hebt oorlogen gevoerd en bloed vergoten.”
Lees meer ...