Vandaag of morgen val ik natuurlijk toch in handen van Saul, dacht David bij zichzelf. Ik kan me dus maar beter in veiligheid brengen in het land van de Filistijnen. Dan zal Saul het opgeven om mij door heel Israël te achtervolgen en kan ik aan hem ontkomen. Daarom vertrok hij met de zeshonderd man die bij hem waren naar de koning van Gat, Achis, de zoon van Maoch, waar hij en zijn mannen met hun gezinnen hun toevlucht namen. David had zijn twee vrouwen bij zich: Achinoam uit Jizreël en Abigaïl, de weduwe van Nabal uit Karmel. Toen Saul hoorde dat David naar Gat was gevlucht, gaf hij de achtervolging op.
Lees meer ...1 Samuel 28:1-2 David bij koning Achis 2
En toen de Filistijnen hun troepen op de been brachten om tegen Israël ten oorlog te trekken, vroeg Achis aan David: ‘U begrijpt zeker wel dat u en uw mannen zich bij mij moeten aansluiten.’ ‘Jazeker, heer,’ antwoordde David. ‘U zult eens zien wat ik zal doen.’
Lees meer ...1 Samuel 28:3-14 Saul bezoekt een geestenbezweerster 1
Samuël was inmiddels gestorven. Heel Israël had over hem gerouwd, en hij was begraven in Rama, zijn woonplaats. Daarna had Saul in het hele land een verbod uitgevaardigd op geestenbezwering en waarzeggerij. Toen nu de Filistijnen hun troepen hadden verzameld en waren opgerukt naar Sunem, waar ze hun kamp opsloegen, bracht ook Saul zijn leger op de been en sloeg zijn kamp op in het Gilboagebergte. Maar toen hij het kamp van de Filistijnen zag, greep de angst hem bij de keel. Hij raadpleegde de HEER, maar de HEER gaf geen antwoord: noch in dromen, noch door middel van orakelstenen, noch bij monde van profeten.
Lees meer ...1 Samuel 28:15-25 Saul bezoekt een geestenbezweerster 2
Samuël vroeg aan Saul: ‘Waarom heb je me opgeroepen en mijn rust verstoord?’ ‘Ik zie geen uitweg meer,’ antwoordde Saul. ‘Ik word aangevallen door de Filistijnen en God heeft me in de steek gelaten. Hij geeft geen antwoord meer op mijn vragen, noch bij monde van profeten, noch in dromen. Daarom heb ik u opgeroepen om u te vragen wat ik moet doen.’ Maar Samuël zei: ‘Waarom kom je bij mij om raad? Je weet toch dat de HEER je verlaten heeft en zich nu tegen je heeft gekeerd. De HEER heeft gedaan wat Hij bij monde van mij heeft voorzegd: Hij heeft het koningschap van je losgescheurd en aan je tegenspeler gegeven, aan David.
Lees meer ...1 Samuel 29:1-4 David door de Filistijnen gewantrouwd 1
De Filistijnen hadden zich verzameld in Afek; de Israëlieten lagen in de buurt van de bron bij Jizreël. De Filistijnse stadsvorsten hielden troepenschouw. De manschappen trokken in afdelingen van honderd en duizend voorbij. In de achterste gelederen liepen David en zijn mannen met het leger van Achis mee. ‘Wat doen die Hebreeën hier?’ vroegen de Filistijnse bevelhebbers zich af.
Lees meer ...1 Samuel 29:5-11 David door de Filistijnen gewantrouwd 2
Dit is toch die David over wie ze triomfantelijk gezongen hebben: “Saul versloeg ze bij duizenden, David bij tienduizenden!”’ Toen riep Achis David bij zich en zei tegen hem: ‘Zo waar de HEER leeft, ik ben ervan overtuigd dat u te vertrouwen bent. Ik vind het een goede zaak dat u aan mijn veldtochten meedoet, want vanaf de dag dat u naar mij toe bent gekomen tot nu toe heb ik niets op u aan te merken gehad. Maar de andere stadsvorsten zijn het er niet mee eens, en daarom moet u naar huis teruggaan.
Lees meer ...1 Samuel 30:1-12 David verslaat de Amalekieten 1
Drie dagen later kwamen David en zijn mannen bij Siklag aan. Tijdens hun afwezigheid hadden de Amalekieten een plundertocht ondernomen in de Negev; ook Siklag hadden ze overvallen. Ze hadden de stad in de as gelegd en de vrouwen, van jong tot oud, als gevangenen weggevoerd. Er was niemand gedood, maar ze hadden de vrouwen op hun tocht meegevoerd. Toen David en zijn mannen bij Siklag aankwamen en zagen dat de stad in de as was gelegd en dat hun vrouwen en kinderen waren weggevoerd, begonnen ze luidkeels te jammeren, tot ze geen kracht meer hadden om te huilen.
Lees meer ...1 Samuel 30:13-20 David verslaat de Amalekieten 2
Daarna vroeg David hem bij wie hij hoorde en waar hij vandaan kwam, en hij antwoordde: ‘Ik ben een Egyptenaar, de slaaf van een Amalekiet. Toen ik drie dagen geleden ziek werd, heeft mijn meester me achtergelaten. We waren op plundertocht in de Negev en hebben overvallen gedaan op de Keretieten, de Judeeërs en de Kalebieten; en Siklag hebben we in de as gelegd.’ ‘Kun jij me de weg wijzen naar jullie bende?’ vroeg David.
Lees meer ...1 Samuel 30:21-31 David verslaat de Amalekieten 3
Toen David weer terugkwam in het dal van de Besor, werden hij en zijn mannen opgewacht door de tweehonderd man die daar waren achtergebleven omdat ze te moe waren om met hem mee te gaan. Hij ging naar hen toe en vroeg hun hoe het met ze was. Onder de mannen die met David waren meegegaan, was echter een aantal kwaadwillige lieden die zeiden: ‘Omdat zij niet met ons zijn meegegaan, krijgen ze niets van de buit die wij heroverd hebben.
Lees meer ...1 Samuel 31:1-13 Sauls dood
Ondertussen leverden de Filistijnen slag met de Israëlieten. Het leger van Israël sloeg op de vlucht en velen sneuvelden in het Gilboagebergte. De Filistijnen drongen tot bij Saul en zijn zonen door en doodden zijn drie zonen Jonatan, Abinadab en Malkisua. Toen richtte de strijd zich in alle hevigheid tegen Saul zelf. De Filistijnse boogschutters hadden hem al onder schot, en Saul werd zo bang dat hij zijn wapendrager beval: ‘Trek je zwaard en steek me dood, want ik wil niet dat die onbesnedenen me doorboren en zich op me gaan uitleven.’ Maar de wapendrager schrok ervoor terug en weigerde. Toen nam Saul zelf zijn zwaard en stortte zich erin. Toen de wapendrager zag dat Saul dood was, stortte ook hij zich in zijn zwaard en volgde hem in de dood.
Lees meer ...