Benjamin had drie zonen: Bela, Becher en Jediaël. Bela had vijf zonen: Esbon, Uzzi, Uzziël, Jerimot en Iri. Zij waren familiehoofden, dappere krijgslieden. Voor hun families staan 22.034 mannen ingeschreven. Zonen van Becher: Zemira, Joas, Eliëzer, Eljoënai, Omri, Jeremot, Abia, Anatot en Alemet; allemaal zonen van Becher.
Lees meer ...1 Kronieken 7:14-29 Afstammelingen van Manasse en Efraïm
Zoon van Manasse: Asriël. Zijn Aramese bijvrouw baarde Machir, de vader van Gilead. Machir nam vrouwen voor Chuppim en Suppim. Zijn zuster heette Maächa. Een andere nakomeling van Manasse heette Selofchad. Selofchad kreeg dochters. Machirs vrouw Maächa baarde een zoon, die zij Peres noemde. Zijn broer heette Seres. Zonen van Seres: Ulam en Rekem. Zoon van Ulam: Bedan. Dit waren de nakomelingen van Gilead, de zoon van Machir, de zoon van Manasse. Machirs zuster Molechet baarde Ishod, Abiëzer en Machla. De zonen van Semida waren Achjan, Sechem, Likchi en Aniam.
Lees meer ...1 Kronieken 7:30-40 Afstammelingen van Aser
Kinderen van Aser: Jimna, Jiswa, Jiswi, Beria en hun zuster Serach. Zonen van Beria: Cheber en Malkiël, de stichter van Bir-Zaït. Cheber verwekte Jaflet, Somer, Chotam en hun zuster Sua. Zonen van Jaflet: Pasach, Bimhal en Aswat; zij waren de zonen van Jaflet.
Lees meer ...1 Kronieken 8:1-28 Afstammelingen van Benjamin 1
Benjamin verwekte vijf zonen: Bela, de oudste, Asbel, de tweede, Achrach, de derde, Nocha, de vierde, en Rafa, de vijfde. Bela had de zonen Addar, Gera, Abihud, Abisua, Naäman, Achoach, Gera, Sefufan en Churam. En dit zijn de zonen van Echud – zij waren de familiehoofden van de inwoners van Geba, die als ballingen naar Manachat werden gevoerd: Naäman, Achia en Gera. Onder Gera’s leiding werden ze weggevoerd. Hij verwekte Uzza en Achichud.
Lees meer ...1 Kronieken 8:29-40-9:1 Afstammelingen van Benjamin 2
In Gibeon woonde de stichter van Gibeon met zijn vrouw, die Maächa heette, en zijn zonen: Abdon, de oudste, en Sur, Kis, Baäl en Nadab, Gedor, Achio en Zecher. Miklot verwekte Sima. Zij volgden het voorbeeld van hun verwanten en vestigden zich bij hen in Jeruzalem. Ner verwekte Kis, Kis verwekte Saul, Saul verwekte Jonatan, Malkisua, Abinadab en Esbaäl. De zoon van Jonatan was Meribbaäl.
Lees meer ...1 Kronieken 9:2-16 De inwoners van Jeruzalem na de terugkeer uit Babylonië 1
De Judeeërs waren vanwege hun ontrouw als ballingen naar Babylonië gevoerd. Nu keerden de rechtmatige eigenaars weer terug naar hun bezittingen in de verschillende steden: gewone Israëlieten, priesters, Levieten en tempelknechten. In Jeruzalem vestigden zich families uit de stammen Juda, Benjamin, Efraïm en Manasse: Utai, de zoon van Ammihud, die de zoon was van Omri, de zoon van Imri, de zoon van Bani, uit de familie van Juda’s zoon Peres. Van de Silonieten: Asaja, de oudste, en zijn zonen. Uit de familie van Zerach: Jeüel. In totaal zeshonderdnegentig Judeeërs. Uit de stam Benjamin: Sallu, die de zoon was van Mesullam, de zoon van Hodawja, de zoon van Hassenua;
Lees meer ...1 Kronieken 9:17-27 De inwoners van Jeruzalem na de terugkeer uit Babylonië 2
De poortwachters waren Sallum, Akkub, Talmon en Achiman. (Sallum, die familie was van de drie anderen, was de belangrijkste. De oostelijke poort, de Koningspoort, wordt tot op de dag van vandaag bewaakt door zijn rechtstreekse afstammelingen.) Zij behoorden tot de poortwachters uit het kamp van de Levieten. Sallum, die een nakomeling was van Kore, de zoon van Ebjasaf, de zoon van Korach, was samen met zijn verwanten uit de familie van Korach belast met de bewaking van de ingang van de tent, zoals hun voorouders vroeger de toegang tot het kamp van de HEER hadden bewaakt.
Lees meer ...1 Kronieken 9:28-34 De inwoners van Jeruzalem na de terugkeer uit Babylonië 3
Andere Levieten waren verantwoordelijk voor de voorwerpen die nodig waren bij de eredienst en die voor en na gebruik werden geteld, of voor de andere gewijde voorwerpen en benodigdheden, de tarwebloem, de wijn, de olijfolie, de wierook en het reukwerk. Het samenstellen van de welriekende mengsels was echter voorbehouden aan de leden van bepaalde priesterfamilies.
Lees meer ...1 Kronieken 9:35-44 Stamboom van Saul
In Gibeon woonde de stichter van Gibeon, Jeïel, met zijn vrouw, die Maächa heette, en zijn zonen: Abdon, de oudste, en Sur, Kis, Baäl, Ner en Nadab, Gedor, Achio, Zecharja en Miklot. Miklot verwekte Simam. Zij volgden het voorbeeld van hun verwanten en vestigden zich bij hen in Jeruzalem.
Lees meer ...1 Kronieken 10:1-14 Sauls dood
De Filistijnen leverden slag met Israël. Het leger van Israël sloeg op de vlucht en velen sneuvelden in het Gilboagebergte. De Filistijnen drongen tot dicht bij Saul en zijn zonen door en doodden zijn drie zonen Jonatan, Abinadab en Malkisua. Toen richtte de strijd zich in alle hevigheid tegen Saul zelf. De Filistijnse boogschutters hadden hem al onder schot, en Saul werd zo bang dat hij zijn wapendrager beval: ‘Trek je zwaard en steek me dood, want ik wil niet dat die onbesnedenen zich op me gaan uitleven.’ Maar de wapendrager schrok ervoor terug en weigerde. Toen nam Saul zelf zijn zwaard en stortte zich erin. Toen de wapendrager zag dat Saul dood was, stortte ook hij zich in het zwaard en vond de dood.
Lees meer ...