Sedekia was eenentwintig jaar oud toen hij koning werd. Elf jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Chamutal, de dochter van Jirmeja, uit Libna. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, precies zoals Jojakim. De HEER was zo woedend op Jeruzalem en Juda dat Hij ze uiteindelijk verstootte. Sedekia kwam tegen de koning van Babylonië in opstand. In het negende jaar van zijn regering, op de tiende dag van de tiende maand, kwam Nebukadnessar, de koning van Babylonië, met heel zijn leger bij Jeruzalem aan. Hij sloeg er zijn kamp op en wierp een wal op rondom de stad. Het beleg van de stad duurde tot in het elfde regeringsjaar van koning Sedekia.
Lees meer ...2 Koningen 25:10-17 Sedekia, koning van Juda; de verwoesting van Jeruzalem 2
Het Chaldese leger, dat onder zijn bevel stond, haalde de stadsmuren van Jeruzalem neer. De mensen die nog in de stad over waren, werden door commandant Nebuzaradan als ballingen weggevoerd, evenals degenen die naar de koning van Babylonië waren overgelopen, kortom, iedereen die nog over was. Slechts de allerarmsten liet hij achter om voor de wijngaarden en akkers te zorgen.
Lees meer ...2 Koningen 25:18-26 Sedekia, koning van Juda; de verwoesting van Jeruzalem 3
De hogepriester Seraja, zijn plaatsvervanger Sefanja en de drie priesters die aan het hoofd van de tempelwacht stonden, werden door Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, gevangengenomen. En uit de stad haalde hij de raadsheer die belast was met oorlogszaken, vijf van de vertrouwelingen die vrij toegang hadden tot de koning, de secretaris van de opperbevelhebber die tot taak had het volk onder de wapenen te roepen, en zestig grootgrondbezitters. Deze personen werden door Nebuzaradan gevangengenomen en naar Ribla overgebracht, naar de koning van Babylonië.
Lees meer ...2 Koningen 25:27-30 Gratie voor Jojachin
In het zevenendertigste jaar van de ballingschap van koning Jojachin van Juda, op de zevenentwintigste dag van de twaalfde maand, verleende koning Ewil-Merodach van Babylonië hem ter gelegenheid van zijn troonsbestijging gratie en ontsloeg hij hem uit de gevangenis.
Lees meer ...1 Kronieken 1:1-27 De generaties van Adam tot Abraham
Adam, Set, Enos, Kenan, Mahalalel, Jered, Henoch, Metuselach, Lamech, Noach, Sem, Cham en Jafet. Zonen van Jafet: Gomer, Magog, Madai, Jawan, Tubal, Mesech en Tiras. Zonen van Gomer: Askenaz, Difat en Togarma. Zonen van Jawan: Elisa en Tarsis; andere nakomelingen van Jawan: Kittiërs en Rodanieten. Zonen van Cham: Kus, Misraïm, Put en Kanaän. Zonen van Kus: Saba, Chawila, Sabta, Rama en Sabtecha. Zonen van Rama: Seba en Dedan. Kus was ook de vader van Nimrod, de eerste machthebber op Aarde.
Lees meer ...1 Kronieken 1:28-54 Afstammelingen van Abraham
Zonen van Abraham: Isaak en Ismaël. Dit zijn hun nakomelingen: Nebajot, Ismaëls oudste zoon, Kedar, Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Chadad, Tema, Jetur, Nafis en Kedema. Dit waren de zonen van Ismaël. Zonen van Ketura, een bijvrouw van Abraham: zij baarde Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach. Zonen van Joksan: Seba en Dedan. Zonen van Midjan: Efa, Efer, Chanoch, Abida en Eldaä. Zij allen waren nakomelingen van Ketura. Abraham verwekte Isaak. Zonen van Isaak: Esau en Israël. Zonen van Esau: Elifaz, Reüel, Jeüs, Jalam en Korach. Zonen van Elifaz: Teman, Omar, Sefi, Gatam, Kenaz, Timna en Amalek. Zonen van Reüel: Nachat, Zerach, Samma en Mizza. Zonen van Seïr: Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Eser en Disan.
Lees meer ...1 Kronieken 2:1-23 Afstammelingen van Juda 1
Dit zijn de zonen van Israël: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issachar en Zebulon, Dan, Jozef en Benjamin, Naftali, Gad en Aser. Zonen van Juda: Er, Onan en Sela. Deze drie zonen werden hem gebaard door Batsua uit Kanaän. Juda’s oudste zoon Er was slecht in de ogen van de HEER, en daarom liet de HEER hem sterven. Bij zijn schoondochter Tamar verwekte Juda Peres en Zerach. In totaal had hij dus vijf zonen. Zonen van Peres: Chesron en Chamul. Zerach had vijf zonen: Zimri, Etan, Heman, Kalkol en Dara. Zoon van Karmi: Achar, die Israël in het ongeluk stortte doordat hij zich vergreep aan goederen die onvoorwaardelijk aan de HEER waren gewijd. Zoon van Etan: Azarja.
Lees meer ...1 Kronieken 2:24-45 Afstammelingen van Juda 2
Ook na de dood van Chesron, die getrouwd was met Abia, sliep Kaleb met Efrat. Toen baarde zij hem Aschur, de stichter van Tekoa. De zonen van Chesrons oudste zoon Jerachmeël waren Ram, de oudste, en Buna, Oren, Osem en Achia. Jerachmeël had nog een andere vrouw, die Atara heette. Zij was de moeder van Onam. De zonen van Jerachmeëls oudste zoon Ram waren Maäs, Jamin en Eker. De zonen van Onam waren Sammai en Jada. Zonen van Sammai: Nadab en Abisur. De vrouw van Abisur heette Abihaïl, zij baarde hem Achban en Molid.
Lees meer ...1 Kronieken 2:46-55 Afstammelingen van Juda 3
Kalebs bijvrouw Efa baarde Charan, Mosa en Gazez. Charan verwekte Gazez. Zonen van Jodai: Regem, Jotam, Gesan, Pelet, Efa en Saäf. Kalebs bijvrouw Maächa baarde Seber en Tirchana. Zij bracht ook Saäf ter wereld, de stichter van Madmanna, en Sewa, de stichter van Machbena en Gibea. Kaleb had ook een dochter, Achsa.
Lees meer ...1 Kronieken 3:1-24 Afstammelingen van David
Dit zijn de zonen die David in Hebron kreeg: de oudste was Amnon, een zoon van Achinoam uit Jizreël; de tweede was Daniël, een zoon van Abigaïl uit Karmel; de derde was Absalom, een zoon van Maächa, die een dochter was van koning Talmai van Gesur; de vierde was Adonia, een zoon van Chaggit; de vijfde was Sefatja, een zoon van Abital; de zesde was Jitream, een zoon van zijn vrouw Egla. Zes zonen kreeg hij in Hebron, waar hij zeven jaar en zes maanden regeerde. In Jeruzalem regeerde hij drieëndertig jaar en daar kreeg hij de volgende kinderen: Sima, Sobab, Natan en Salomo, de vier zonen van Batsua, de dochter van Ammiël;
Lees meer ...