Page 23 of 48
1 21 22 23 24 25 48

2 Koningen 15:17-22 Menachem, koning van Israël

Menachem, de zoon van Gadi, werd koning van Israël in het negenendertigste regeringsjaar van koning Azarja van Juda. Tien jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: zijn leven lang brak hij niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 15:23-26 Pekachja, koning van Israël

Pekachja, de zoon van Menachem, werd koning van Israël in het vijftigste regeringsjaar van koning Azarja van Juda. Twee jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij brak niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 15:27-31 Pekach, koning van Israël

Pekach, de zoon van Remaljahu, werd koning van Israël in het tweeënvijftigste regeringsjaar van koning Azarja van Juda. Twintig jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij brak niet met de zondige praktijken van Jerobeam, de zoon van Nebat, die de Israëlieten tot zonde had aangezet.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 16:1-11 Achaz, koning van Juda 1

Achaz, de zoon van Jotam, werd koning van Juda in het zeventiende regeringsjaar van koning Pekach van Israël, de zoon van Remaljahu. Hij was twintig jaar oud toen hij koning werd. Zestien jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij deed niet wat goed is in de ogen van de HEER, zoals zijn voorvader David, maar volgde het voorbeeld van de koningen van Israël. Hij ging zelfs zo ver dat hij zijn zoon als offer verbrandde volgens het gruwelijke gebruik van de volken die de HEER voor de Israëlieten had verdreven. Hij bracht offers en brandde wierook op de offerplaatsen, op de heuvels en onder elke bladerrijke boom.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 16:12-20 Achaz, koning van Juda 2

Toen koning Achaz uit Damascus terugkeerde, nam hij het altaar in ogenschouw, liep ernaartoe en besteeg de treden. Hij droeg persoonlijk verschillende offers op: een brandoffer, een graanoffer en een wijnoffer, en goot het bloed van de dieren voor het vredeoffer tegen de zijkanten van het altaar. Tussen het nieuwe altaar en de tempel stond nog het bronzen altaar ter ere van de HEER. Dat liet hij verwijderen en opzij van het nieuwe altaar opstellen, aan de noordkant. Hij beval de priester Uria: ‘Op dit grote altaar moeten vanaf nu ’s morgens het brandoffer en ’s avonds het graanoffer worden opgedragen.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 17:1-6 Hosea, koning van Israël; de val van Samaria

Hosea, de zoon van Ela, werd koning van Israël in het twaalfde regeringsjaar van koning Achaz van Juda. Negen jaar regeerde hij in Samaria. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, maar ging daarin niet zo ver als zijn voorgangers. Koning Salmanassar van Assyrië rukte tegen Hosea op en onderwierp hem. Voortaan moest Hosea schatting afdragen aan de koning van Assyrië.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 17:7-18 Beschouwing over de ondergang van Israël 1

Dit alles gebeurde omdat de Israëlieten zondigden tegen de HEER, hun God, die hen had bevrijd uit de handen van de farao, de koning van Egypte, en hen uit Egypte had weggeleid. Ze waren andere goden gaan vereren en volgden de levenswijze van de volken die de HEER voor hen verdreven had en de bepalingen die de koningen van Israël zelf uitvaardigden. Ze hielden er onjuiste denkbeelden over de HEER, hun God, op na. Overal waar ze woonden, van de kleinste wachtpost tot de sterkste vestingstad, bouwden ze offerplaatsen. Op alle hoge heuvels en onder elke bladerrijke boom richtten ze gewijde stenen en Asjerapalen op en op al die offerhoogten ontstaken ze offers, naar het voorbeeld van de volken die de HEER van hen had weggevoerd.

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 17:19-29 Beschouwing over de ondergang van Israël 2

Maar ook de Judeeërs hielden zich niet aan de geboden van de HEER, hun God, en volgden de bepalingen die de Israëlieten eigenmachtig hadden uitgevaardigd. Daarom verwierp de HEER alle nakomelingen van Israël. Hij vernederde hen door hen uit te leveren aan plunderaars, en uiteindelijk verstootte Hij hen allemaal. Want Israël had zich van het koningshuis van David losgescheurd en Jerobeam, de zoon van Nebat, als koning aangesteld. En Jerobeam dreef een wig tussen Israël en de HEER, door de Israëlieten aan te zetten tot grote zonde. De Israëlieten volgden in alle opzichten het slechte voorbeeld van Jerobeam en braken niet met zijn zondige praktijken. Uiteindelijk verstootte de HEER Israël,

0Shares
Lees meer ...

2 Koningen 17:30-41 Beschouwing over de ondergang van Israël 3

De mensen uit Babel maakten een beeld van Sukkot-Benot, de mensen uit Kuta maakten een beeld van Nergal, de mensen uit Hamat maakten een beeld van Asima, de Awwieten maakten beelden van Nibchaz en Tartak, en de Sefarwieten verbrandden hun kinderen als offer voor hun goden Adrammelech en Anammelech. Daarnaast vereerden zij de HEER en stelden ze uit hun eigen midden priesters aan om dienst te doen in de tempels op de offerhoogten. Ze vereerden dus wel de HEER, maar dienden ook hun eigen goden zoals ze in hun land van herkomst gewoon waren geweest.

0Shares
Lees meer ...
Page 23 of 48
1 21 22 23 24 25 48