David trok zich met zijn mannen terug in de rotsholen in de buurt van Engedi. Toen Saul bij terugkeer van zijn veldtocht tegen de Filistijnen hoorde dat David zich in de woestijn bij Engedi bevond, koos hij drieduizend van de beste mannen van Israël uit en ging met hen in het rotsachtige gebied waar de steenbokken leven, op zoek naar David en zijn mannen. Onderweg kwam hij langs een spelonk die door een muurtje was afgeschermd. Daar ging hij naar binnen en hurkte neer om zijn behoefte te doen. En juist achter in die spelonk hadden David en zijn mannen zich verstopt. Davids mannen zeiden tegen hem: ‘Dit is je kans!
Lees meer ...1 Samuel 24:13-23 David spaart Sauls leven bij Engedi 2
Laat de HEER beslissen wie van ons beiden in zijn recht staat en laat de HEER mij op u wreken; ik zal mijn hand niet tegen u opheffen. Zoals het oude spreekwoord luidt: Slechte mensen, slechte daden. Nee, ik zal mijn hand niet tegen u opheffen. Tegen wie is de koning van Israël eigenlijk uitgerukt? Op wie maakt u jacht? Een dode hond, een nietige vlo! De HEER zal uitspraak doen en beslissen wie van ons beiden in zijn recht staat. Hij zal mijn zaak onderzoeken en verdedigen en mij recht verschaffen tegenover u.’
Lees meer ...1 Samuel 25:1 Samuels dood
Omstreeks die tijd kwam Samuël te overlijden. Heel Israël kwam bijeen om over hem te rouwen.
Lees meer ...1 Samuel 25:2-13 David, Nabal en Abigaïl 1
David trok verder, naar de woestijn van Paran. Nu woonde er in Maon iemand die zijn bedrijf in Karmel had. Hij was schatrijk: hij bezat drieduizend stuks schapen en duizend geiten. Hij was voor het scheren van de schapen naar Karmel gekomen. Zijn naam was Nabal en zijn vrouw heette Abigaïl. Zij had een helder verstand en was mooi om te zien; hij was hard en gewetenloos. Hij was een nakomeling van Kaleb. Toen David in de woestijn hoorde dat bij Nabal de schapen werden geschoren, stuurde hij tien van zijn knechten naar Karmel met de opdracht: ‘Ga naar Nabal en breng hem mijn groeten over.
Lees meer ...1 Samuel 25:14-25 David, Nabal en Abigaïl 2
Intussen was Nabals vrouw Abigaïl door een van de knechten op de hoogte gesteld. ‘David heeft uit de woestijn boden gestuurd om onze heer te groeten,’ zei hij, ‘maar die is tegen hen uitgevaren. En dat terwijl David en zijn mannen ons juist zo goed behandeld hebben: ze hebben ons niet lastiggevallen en al die tijd dat we in hun buurt rondtrokken om de schapen te weiden is ons niets ontvreemd. Ze zijn juist dag en nacht als een muur om ons heen geweest, al die tijd dat we in hun buurt onze kudde hoedden. U moet er iets op verzinnen, want nu onze heer, die onheilstichter, zo’n toon tegen hem heeft aangeslagen, heeft hij zichzelf in het ongeluk gestort en ons erbij.’
Lees meer ...1 Samuel 25:26-35 David, Nabal en Abigaïl 3
Zo waar de HEER leeft, mijn heer, en zo waar u zelf leeft, de HEER heeft u ervan weerhouden om het recht in eigen hand te nemen en bloedschuld op u te laden. Maar ik hoop dat het al uw vijanden en tegenstanders zal vergaan zoals Nabal. Aanvaard de geschenken die ik voor u heb meegebracht, mijn heer; ze zijn bestemd voor de mannen die u op uw tochten vergezellen. Vergeef me alstublieft dat ik heb gefaald. Ik weet zeker dat de HEER uw huis zal laten voortbestaan, u trekt immers voor de HEER ten strijde. Er mag bij u dus uw leven lang geen spoor van kwaad te vinden zijn.
Lees meer ...1 Samuel 25:36-44 David, Nabal en Abigaïl 4
Bij haar thuiskomst zag Abigaïl dat Nabal een feestmaal had aangericht, het leek wel een koningsmaal. Hij had zeer veel gedronken en de wijn was hem naar het hoofd gestegen, daarom repte ze die avond met geen woord van het gebeurde. De volgende ochtend, toen Nabal zijn roes had uitgeslapen, vertelde ze hem wat ze had gedaan. Zijn hart bleef stilstaan in zijn borst, en hij zakte roerloos in elkaar. Tien dagen later trof de HEER Nabal zo zwaar dat hij bezweek.
Lees meer ...1 Samuel 26:1-12 David spaart Sauls leven op de Chachila 1
Enkele inwoners van Zif waren naar Gibea gegaan om Saul te vertellen: ‘Weet u wel dat David zich schuilhoudt op de Chachila, tegenover de Jesimon?’ Onmiddellijk vertrok Saul met drieduizend man, die tot de beste soldaten van Israël behoorden, naar de woestijn van Zif om David te zoeken. Op de Chachila aangekomen sloeg hij zijn kamp op langs de kant van de weg. David, die daar in de buurt verbleef, merkte dat Saul achter hem aan was gekomen en stuurde verkenners uit. Zodra hij zeker wist waar Saul zich bevond, ging hij naar de plaats waar die zijn kamp had opgeslagen. Daar zag hij Saul liggen, naast zijn legeraanvoerder Abner, de zoon van Ner.
Lees meer ...1 Samuel 26:13-19 David spaart Sauls leven op de Chachila 2
David stak het ravijn over en een eind verder, op de kam van de rotsen aan de overkant, bleef hij staan, op veilige afstand van het kamp. Daarvandaan begon hij de soldaten en Abner, de zoon van Ner, toe te schreeuwen. ‘Geef je nog antwoord, Abner!’ riep hij. Abner antwoordde: ‘Wie ben jij wel, dat je de koning durft te roepen?’ Maar David riep tegen Abner: ‘En jij, wat ben jij voor een man? Zoals jij is er in Israël toch geen tweede? Waarom heb je dan niet gewaakt over je heer, de koning?
Lees meer ...1 Samuel 26:20-25 David spaart Sauls leven op de Chachila 3
Ik smeek u, voorkom toch dat mijn bloed in vreemde bodem vloeit, ver weg van de HEER. De koning van Israël is uitgetrokken om een vlo na te jagen, zoals men in de bergen jacht maakt op een patrijs.’ Toen zei Saul: ‘Ik heb verkeerd gedaan. Kom terug, David, mijn zoon. Ik wil je niet langer kwaad doen, want jij hebt vandaag mijn leven gespaard.
Lees meer ...