In die tijd werd Jerobeams zoon Abia ziek. Jerobeam zei tegen zijn vrouw: ‘Kom, verkleed je zo dat niemand je als mijn vrouw herkent, en ga naar Silo. Daar woont de profeet Achia, die mij voorzegd heeft dat ik koning over dit volk zou worden. Neem tien broden, een paar koeken en een kruik honing voor hem mee en ga naar hem toe; hij zal je vertellen hoe het met onze zoon zal aflopen.’ De vrouw van Jerobeam deed wat hij gezegd had. Ze ging naar Silo, naar het huis van de profeet Achia. Achia kon niet meer zien, want zijn ogen waren door de ouderdom helemaal dof geworden.
Lees meer ...1 Koningen 14:12-20 Jerobeam gestraft 2
Ga nu naar huis. Zodra u de stad bereikt, zal uw kind sterven. In heel Israël zullen ze over hem rouwen, en hij zal begraven worden. Hij is de enige nakomeling van Jerobeam die in een graf zal worden bijgezet, omdat hij de enige is van het huis van Jerobeam in wie de HEER, de God van Israël, iets goeds heeft kunnen vinden. Binnenkort – wat zeg ik, nu vandaag nog zal de HEER iemand tot koning van Israël verheffen die het huis van Jerobeam zal uitroeien.
Lees meer ...1 Koningen 14:21-31 Rechabeam, koning van Juda
Rechabeam, de zoon van Salomo, was dus koning van Juda. Hij was eenenveertig jaar oud toen hij koning werd. Zeventien jaar regeerde hij in Jeruzalem, de stad die de HEER uit alle steden van Israëls stammen had uitgekozen om er Zijn naam te laten wonen. Zijn moeder was Naäma, een Ammonitische. De Judeeërs deden wat slecht is in de ogen van de HEER. Met hun wangedrag ergerden ze Hem nog meer dan hun voorouders ooit hadden gedaan. Op alle hoge heuvels en onder elke bladerrijke boom bouwden ook zij offerplaatsen, richtten ze gewijde stenen op of plaatsten ze Asjerapalen.
Lees meer ...1 Koningen 15:1-8 Abiam, koning van Juda
Abiam werd koning van Juda in het achttiende regeringsjaar van koning Jerobeam, de zoon van Nebat. Drie jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder was Maächa, de dochter van Abisalom. Hij bedreef alle zonden die zijn vader vóór hem had bedreven en was, in tegenstelling tot zijn voorvader David, de HEER, zijn God, niet met heel zijn hart toegedaan.
Lees meer ...1 Koningen 15:9-15 Asa, koning van Juda 1
Asa werd koning van Juda in het twintigste regeringsjaar van koning Jerobeam van Israël. Eenenveertig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn grootmoeder was Maächa, de dochter van Abisalom. Net zoals zijn voorvader David deed Asa wat goed is in de ogen van de HEER. Hij joeg de mannen die tempelprostitutie bedreven het land uit en verwijderde alle godenbeelden die zijn voorouders hadden gemaakt.
Lees meer ...1 Koningen 15:16-24 Asa, koning van Juda 2
Asa was voortdurend in oorlog met Basa, de koning van Israël. Koning Basa van Israël viel Juda binnen en versterkte Rama om de aan- en afvoerwegen voor koning Asa van Juda af te snijden. Daarom verzamelde Asa al het goud en zilver dat in de schatkamers van de tempel en het paleis over was en stuurde enkele van zijn hovelingen ermee naar Damascus. Daar moesten ze het aan koning Benhadad van Aram, de zoon van Tabrimmon, de zoon van Chezjon, overhandigen met de woorden: ‘Wij zijn bondgenoten, en onze vaders waren dat ook.
Lees meer ...1 Koningen 15:25-32 Nadab, koning van Israël
Jerobeams zoon Nadab werd koning van Israël in het tweede regeringsjaar van koning Asa van Juda. Twee jaar regeerde hij over Israël. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER en volgde het voorbeeld van zijn vader, die de Israëlieten tot zonde had aangezet. Basa, de zoon van Achia, uit de stam Issachar, beraamde een aanslag op Nadab en doodde hem bij de Filistijnse stad Gibbeton toen Nadab met het leger van Israël deze stad belegerde.
Lees meer ...1 Koningen 15:33-34-16:1-7 Basa, koning van Israël
Basa, de zoon van Achia, werd koning van Israël in het derde regeringsjaar van koning Asa van Juda. Vierentwintig jaar regeerde hij in Tirsa. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER en volgde het voorbeeld van Jerobeam, die de Israëlieten tot zonde had aangezet. Daarom richtte de HEER zich tot Jehu, de zoon van Chanani, met de volgende uitspraak tegen Basa: ‘Ik heb je uit het stof gehaald en je aangesteld tot vorst over Mijn volk, Israël.
Lees meer ...1 Koningen 16:8-14 Ela, koning van Israël
Ela, de zoon van Basa, werd koning van Israël in het zesentwintigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Twee jaar regeerde hij in Tirsa. Tegen hem werd een aanslag beraamd door zijn dienaar Zimri, de bevelhebber van de helft van de wagenmenners. Toen Ela zich een keer aan het bedrinken was in het huis van zijn hofmeester Arsa, in Tirsa, drong Zimri binnen en doodde hem.
Lees meer ...1 Koningen 16:15-22 Zimri, koning van Israël
Zimri werd koning van Israël in het zevenentwintigste regeringsjaar van koning Asa van Juda. Zeven dagen regeerde hij in Tirsa. Het leger lag in die tijd voor de Filistijnse stad Gibbeton. Toen de Israëlieten daar hoorden dat Zimri een aanslag op de koning had gepleegd en hem gedood had, riepen ze diezelfde dag nog, in het legerkamp, hun bevelhebber Omri tot koning van Israël uit. Omri trok met het hele leger uit Gibbeton tegen koning Zimri op en belegerde Tirsa.
Lees meer ...