De HEER gaf Salomo een tegenstander: de Edomiet Hadad, een lid van het koningshuis van Edom. Dat kwam zo: Toen Davids legeraanvoerder Joab tijdens de veldtocht tegen Edom de gesneuvelden ging begraven, had hij daar alles wat mannelijk was gedood. Zes maanden was Joab met het leger in Edom gebleven, tot hij er alles wat mannelijk was had uitgeroeid. Hadad, die toen nog heel jong was, was met enkele Edomieten, hovelingen van zijn vader, ontkomen. Via Midjan en Paran, van waar ze een aantal mannen meenamen, vluchtte hij naar Egypte, waar de farao, de koning van Egypte, hem onderdak verschafte.
Lees meer ...1 Koningen 11:26-33 Salomo’s tegenstanders 2
Een ander die tegen koning Salomo in opstand kwam, was een van zijn eigen ambtenaren, Jerobeam, de zoon van Nebat, een Efraïmiet uit Sereda. Zijn moeder was weduwe en heette Serua. De reden waarom hij tegen de koning in opstand kwam, was de volgende. Salomo liet het Millobolwerk bouwen om de laatste bres in de Davidsburcht te dichten. Jerobeam toonde zich daarbij een flinke kracht. Omdat hij Salomo opviel door het werk dat hij verzette, stelde de koning hem aan als opzichter over alle werklieden uit het gebied van de nakomelingen van Jozef.
Lees meer ...1 Koningen 11:34-40 Salomo’s tegenstanders 3
Toch zal Ik Salomo het koningschap niet helemaal ontnemen. Omwille van Mijn dienaar David, die Ik had uitgekozen en die Mijn geboden en voorschriften in acht heeft genomen, mag Salomo blijven regeren zolang hij leeft. Maar zijn zoon zal Ik het koningschap ontnemen. Tien stammen geef Ik aan jou, en zijn zoon zal Ik één stam laten houden, opdat er bij Mij in Jeruzalem, de stad die Ik heb uitgekozen om er Mijn naam te laten wonen, altijd iemand zal zijn die het licht van het koningshuis van Mijn dienaar David brandend houdt.
Lees meer ...1 Koningen 11:41-43 Salomo’s dood
Verdere bijzonderheden over Salomo en over zijn wijsheid zijn opgetekend in de annalen van Salomo. Veertig jaar regeerde Salomo vanuit Jeruzalem over heel Israël, tot hij bij zijn voorouders te ruste ging.
Lees meer ...1 Koningen 12:1-14 De scheuring van het rijk 1
Rechabeam ging naar Sichem, waar heel Israël was samengekomen om hem tot koning uit te roepen. Jerobeam, de zoon van Nebat, hoorde hiervan, maar hij bleef in Egypte, waarheen hij voor koning Salomo was gevlucht. Daarom werden er boden gestuurd om hem te halen, en samen met de verzamelde Israëlieten wendde hij zich tot Rechabeam met het volgende verzoek: ‘Uw vader heeft ons een zwaar juk opgelegd. Maakt u onze taak nu minder zwaar, verlicht het juk waarmee uw vader ons heeft belast, dan zullen wij u dienen.’ ‘Geef me drie dagen bedenktijd,’ antwoordde Rechabeam, ‘en kom dan bij me terug.’ Toen het volk was weggegaan, raadpleegde Rechabeam de oudsten die zijn vader Salomo ter zijde hadden gestaan toen die nog leefde:
Lees meer ...1 Koningen 12:15-24 De scheuring van het rijk 2
De koning gaf dus geen gehoor aan het verzoek van het volk. De HEER had dit zo beschikt om in vervulling te laten gaan wat Hij bij monde van Achia uit Silo aan Jerobeam, de zoon van Nebat, had voorzegd. Toen de Israëlieten merkten dat de koning aan hun verzoek geen gehoor gaf, zeiden ze tegen hem: ‘Wat hebben wij met David te maken? Wij hebben niets gemeen met de zoon van Isaï! We breken op, volk van Israël! Het koningshuis van David zorgt maar voor zichzelf!’ En de Israëlieten braken op. Rechabeam bleef alleen koning over de Israëlieten die in de steden van Juda woonden.
Lees meer ...1 Koningen 12:25-32 Jerobeam, koning van Israël
Jerobeam vestigde zich in Sichem, in het bergland van Efraïm, nadat hij de stad eerst had versterkt. Later trok hij daar weg en versterkte hij Penuël. Hij bedacht dat er alle kans was dat het koningschap weer zou terugvallen aan het huis van David en overlegde bij zichzelf: Wanneer het volk naar Jeruzalem blijft gaan om daar offers op te dragen in de tempel van de HEER, zullen ze zich weer hechten aan hun heer, koning Rechabeam van Juda.
Lees meer ...1 Koningen 12:33-13:1-10 Profetie tegen Jerobeam 1
Op de vijftiende dag van de achtste maand, de datum die Jerobeam eigenmachtig had vastgesteld als feestdag voor de Israëlieten, besteeg hij de treden naar het altaar dat hij in Betel had laten maken, om er een offer te ontsteken. Hij stond al bij het altaar klaar, toen er een godsman uit Juda aankwam die door de HEER gezonden was. Op bevel van de HEER riep hij tegen het altaar: ‘Altaar! Altaar! Dit zegt de HEER: In de familie van David zal een zoon worden geboren, Josia geheten. Op jou zal deze Josia de priesters van de offerplaatsen, die wierook op je branden, ten offer brengen.
Lees meer ...1 Koningen 13:11-23 Profetie tegen Jerobeam 2
Nu woonde er in Betel een oude profeet. Een van zijn zonen kwam naar hem toe en vertelde hem wat de godsman die dag in Betel had gedaan en wat hij tegen de koning had gezegd. Toen zijn zonen hem alles hadden verteld, vroeg hun vader hun welke weg hij genomen had. Nadat ze waren nagegaan langs welke weg de godsman naar Juda was teruggegaan, droeg hun vader hun op de ezel voor hem te zadelen. Dat deden ze, en toen reed de oude profeet op zijn ezel de godsman achterna. Hij trof hem aan, zittend onder een terebint. ‘Bent u de godsman die uit Juda is gekomen?’ vroeg hij.
Lees meer ...1 Koningen 13:24-34 Profetie tegen Jerobeam 3
De godsman ging op weg, maar onderweg werd hij door een leeuw aangevallen en gedood. Zijn dode lichaam bleef op de weg liggen, en de ezel en de leeuw bleven ernaast staan. Voorbijgangers zagen het lijk liggen, met de leeuw ernaast. Toen ze in de stad kwamen waar de oude profeet woonde, vertelden ze wat ze hadden gezien. Ook deze profeet, die de godsman had overgehaald om terug te keren, hoorde ervan en hij zei: ‘Dat moet de godsman zijn die zich verzet heeft tegen het bevel van de HEER. De HEER heeft hem laten verscheuren door een leeuw, zoals Hij hem had voorzegd.’
Lees meer ...