Toen de bouw van de tempel voltooid was, liet Salomo tegen de binnenkant van de wanden een raamwerk van cederhouten latten maken, van de vloer tot aan het dak, waarop hout werd aangebracht. De vloer werd belegd met planken van cipressenhout. Twintig el voor de achtermuur liet hij van cederhouten planken een wand optrekken vanaf de vloer tot aan het dak. Zo ontstond de achterste zaal van de tempel: het allerheiligste. De ruimte ervoor, de grote zaal, was dus veertig el diep. Het cederhout waarmee de tempel vanbinnen was afgewerkt, was versierd met houtsnijwerk van kolokwinten en bloemenranken.
Lees meer ...1 Koningen 6:29-38 De bouw van de tempel 3
Alle wanden van de tempel, van zowel de voorste als de achterste zaal, liet hij rondom versieren met houtsnijwerk van cherubs, bloemenranken en palmetten. De vloeren werden bedekt met een laagje goud, zowel in de voorste als in de achterste zaal. De toegang tot de achterzaal liet hij afsluiten met deuren van aleppohout, die waren opgehangen in deurkozijnen met vijfhoekige stijlen. Die twee deuren liet hij versieren met houtsnijwerk van cherubs, palmetten en bloemenranken,
Lees meer ...1 Koningen 7:1-12 Salomo’s paleis
Salomo liet ook een paleis voor zichzelf bouwen. Hij besteedde dertien jaar aan de bouw van het hele paleiscomplex. Eerst bouwde hij een hal die het Woud van de Libanon werd genoemd. Deze was honderd el lang, vijftig el breed en dertig el hoog. Het dak van cederhout rustte op vier rijen cederhouten zuilen, waarover cederhouten balken lagen. Daaroverheen lagen vijfenveertig dwarsbalken, vijftien per rij. Er waren drie rijen vensteropeningen met vensters op drie passen afstand van elkaar.
Lees meer ...1 Koningen 7:13-26 De inrichting van de tempel 1
Koning Salomo liet een zekere Chiram uit Tyrus komen. Deze Chiram was de zoon van een weduwe uit de stam Naftali. Zijn vader kwam uit Tyrus, waar hij bronsgieter was geweest. Chiram bezat alle kennis en vakmanschap die nodig zijn voor het vervaardigen van brons- en koperwerk. Hij trad bij Salomo in dienst en maakte al het brons- en koperwerk dat de koning hem opdroeg te vervaardigen. Chiram maakte twee bronzen zuilen, elk met een hoogte van achttien el en een omtrek van twaalf el. Voor de bekroning van de zuilen maakte hij twee kapitelen van gegoten brons, allebei vijf el hoog. Die kapitelen op de zuilen versierde hij met vlechtwerk, en om de hals van elk kapiteel legde hij zeven ketens met kwasten.
Lees meer ...1 Koningen 7:27-39 De inrichting van de tempel 2
Chiram maakte ook tien bronzen onderstellen voor verrijdbare spoelbekkens, elk vier el lang, vier el breed en drie el hoog. Deze onderstellen bestonden uit panelen die in een lijstwerk waren gevat. De panelen en het lijstwerk waren versierd met leeuwen, runderen en cherubs. Boven en onder deze reliëfs waren festoenen van drijfwerk. Elk onderstel had vier bronzen wielen aan bronzen assen. Aan de vier hoekstijlen bevonden zich steunpunten, die tussen de festoenen gemonteerd waren. Hierop rustten de dragers van het spoelbekken. Deze schraagden een bronzen ring van meer dan een el hoog en met een doorsnede van anderhalve el.
Lees meer ...1 Koningen 7:40-51 De inrichting van de tempel 3
Chiram maakte nog andere bekkens, vuurscheppen en offerschalen, en daarmee was het werk dat koning Salomo hem voor de tempel van de HEER had opgedragen voltooid: de twee zuilen met de twee bolvormige kapitelen erop, het vlechtwerk waarmee die kapitelen op de zuilen waren omhuld, de vierhonderd granaatappels die in twee rijen aan het vlechtwerk om de bolvormige kapitelen op elk van de zuilen hingen, de tien onderstellen en de tien spoelbekkens daarop, de Zee, waarvan er maar één was, met de twaalf runderen eronder, en de vuurbekkens, vuurscheppen en offerschalen.
Lees meer ...1 Koningen 8:1-11 De inwijding van de tempel 1
Daarna liet koning Salomo de oudsten van Israël, de stamhoofden, allen die aan het hoofd van een familie stonden, in Jeruzalem bij zich komen om de ark van het verbond met de HEER over te brengen vanuit de Davidsburcht, de bergvesting op de Sion. Alle Israëlieten kwamen in de maand etanim, de zevende maand, voor het feest naar koning Salomo. Toen alle oudsten van Israël aanwezig waren, namen de priesters de ark op. De ark van de HEER, de ontmoetingstent en de bijbehorende gewijde voorwerpen werden gedragen door de priesters en de Levieten. Koning Salomo hield met de Israëlieten, die zich met hem rond de ark verzameld hadden,
Lees meer ...1 Koningen 8:12-25 De inwijding van de tempel 2
Toen sprak Salomo: ‘HEER, U hebt gezegd dat U in een donkere wolk wilde wonen. Welnu, ik heb voor U een vorstelijk huis gebouwd, dat voor altijd Uw woning kan zijn.’ Hierna keerde de koning zich om en zegende de gemeenschap van Israël. Toen iedereen was gaan staan, zei hij: ‘Geprezen zij de HEER, de God van Israël, die het niet bij woorden heeft gelaten maar Zijn belofte aan mijn vader David daadwerkelijk is nagekomen. Hij heeft gezegd: “Nooit, vanaf de dag dat Ik Mijn volk Israël uit Egypte heb weggeleid, heb Ik een van de steden van Israëls stammen uitgekozen om er een tempel te laten bouwen waar Mijn naam zou wonen. Wel heb Ik David gekozen om Mijn volk Israël te regeren.”
Lees meer ...1 Koningen 8:26-36 De inwijding van de tempel 3
Welnu, God van Israël, mogen alle beloften die U Uw dienaar, mijn vader David, hebt gedaan, bewaarheid worden. Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan U niet bevatten, laat staan dit huis dat ik voor U heb gebouwd. HEER, mijn God, hoor het smeekgebed van Uw dienaar aan en luister naar de verzuchtingen die ik vandaag tot U richt. Wees dag en nacht opmerkzaam op wat er gebeurt in deze tempel, de plaats waarvan U zelf hebt gezegd dat daar Uw naam zal wonen, en verhoor het gebed dat ik naar deze tempel richt. Luister naar de smeekbeden die Uw dienaar en Uw volk Israël naar deze tempel richten,
Lees meer ...1 Koningen 8:37-47 De inwijding van de tempel 4
Wanneer er in het land hongersnood of pest uitbreekt, wanneer het gewas wordt getroffen door korenbrand, meeldauw of vraatzuchtige sprinkhanen, wanneer het volk in eigen land door vijanden bedreigd wordt, wanneer er kortom bij enige ramp of ziekte ook maar iemand van Uw volk Israël een smeekgebed tot U richt en zijn handen heft in de richting van deze tempel – ieder onder de druk van het leed dat hem persoonlijk treft -, aanhoor hem dan vanuit de hemel, Uw woonplaats, en vergeef hem. Grijp in en geef hem wat hem toekomt, want U weet wat er in hem omgaat. U alleen immers kunt de mens doorgronden. Dan zullen ze in het land dat U aan hun voorouders hebt gegeven hun leven lang ontzag voor U tonen.
Lees meer ...