Page 11 of 48
1 9 10 11 12 13 48

1 Koningen 2:13-25 Davids laatste wilsbeschikking 2

Op zekere dag wendde Adonia, de zoon van Chaggit, zich tot Batseba, de moeder van Salomo. ‘Kan ik u met een gerust hart ontvangen?’ vroeg ze. ‘Wees gerust,’ antwoordde hij, ‘ik wil u alleen maar iets vragen.’ ‘Ga uw gang,’ zei Batseba. Toen zei Adonia: ‘U weet dat het koningschap mij toekwam; heel Israël verwachtte dat ik koning zou worden. Maar de HEER besliste anders en het koningschap ging over op mijn broer. Nu heb ik een verzoek aan u, alstublieft, weiger het me niet.’ ‘Ga verder,’ zei Batseba. ‘Wilt u aan Salomo, de koning, vragen of hij me de hand schenkt van Abisag uit Sunem?

0Shares
Lees meer ...

1 Koningen 2:26-35 Davids laatste wilsbeschikking 3

Tegen de priester Abjatar zei de koning: ‘Ga terug naar Anatot, naar uw landerijen. Eigenlijk verdient u de doodstraf, maar voor deze keer zal ik u niet terechtstellen, omdat u de ark van God, de HEER, voor mijn vader David uit hebt gedragen en alle ellende met hem hebt gedeeld.’ Salomo ontzette Abjatar uit het priesterambt en liet zo in vervulling gaan wat de HEER in Silo over Eli en zijn familie had verkondigd. Toen Joab hiervan hoorde, vluchtte hij naar het heiligdom van de HEER en greep de horens van het altaar vast. Hij had immers de zijde van Adonia gekozen, hoewel hij Absalom niet had gesteund. Men vertelde Salomo dat Joab zijn toevlucht had gezocht in het heiligdom van de HEER en zich daar aan het altaar had vastgeklampt.

0Shares
Lees meer ...

1 Koningen 2:36-46 Davids laatste wilsbeschikking 4

Vervolgens ontbood de koning Simi, de zoon van Gera, en zei tegen hem: ‘U kunt in Jeruzalem voor uzelf een huis bouwen en er gaan wonen, maar u mag de stad niet verlaten om ergens anders heen te gaan. Zodra u de stad verlaat en de Kidron oversteekt, bent u ten dode opgeschreven, wees daarvan verzekerd. U hebt uw dood dan aan uzelf te wijten.’ Simi antwoordde: ‘Het is goed, mijn heer en koning, ik zal doen wat u zegt,’ en hij bleef in Jeruzalem wonen.

0Shares
Lees meer ...

1 Koningen 3:1-14 Salomo’s wijsheid 1

Door de dochter van de farao tot vrouw te nemen, werd Salomo de schoonzoon van de koning van Egypte. Hij liet haar in de Davidsburcht wonen, totdat hij gereed was met de bouw van zijn paleis, de tempel van de HEER en de muur rondom Jeruzalem. Omdat er in die tijd nog geen tempel was gebouwd voor de naam van de HEER, bleef het volk zijn offers brengen op de offerplaatsen. Salomo zelf toonde zijn liefde voor de HEER door te handelen naar wat zijn vader David hem had voorgehouden, maar ook hij bracht zijn offers en brandde wierook op de offerplaatsen. Zo ging de koning op een keer naar Gibeon, de belangrijkste offerhoogte van het land, om er te offeren. Wel duizend dieren droeg hij daar op het altaar als brandoffer op.

0Shares
Lees meer ...

1 Koningen 3:15-28 Salomo’s wijsheid 2

Toen Salomo wakker werd, besefte hij dat hij een droom had gehad. Bij zijn terugkomst in Jeruzalem ging hij naar de ark van het verbond met de Heer, waar hij brandoffers en vredeoffers bracht. Hij nodigde al zijn hovelingen voor het feestmaal uit. Kort daarna vroegen twee hoeren bij de koning gehoor. De eerste vrouw vertelde: ‘Staat u mij toe, heer, deze vrouw en ik wonen in hetzelfde huis. In dat huis heb ik in haar bijzijn een kind ter wereld gebracht. Drie dagen later kreeg ook zij een kind. Wij waren daar samen; er was niemand anders in huis, alleen wij tweeën. Maar haar kind is ’s nachts doodgegaan, want zij was erop gaan liggen. Toen is ze midden in de nacht opgestaan en heeft ze mijn kind bij me weggenomen, terwijl ik sliep.

0Shares
Lees meer ...

1 Koningen 4:1-19 Salomo’s ambtenaren

Salomo regeerde over heel Israël. Dit waren zijn raadsheren: Azarja, de zoon van Sadok, was priester; Elichoref en Achia, de zonen van Sisa, waren hofschrijver; Josafat, de zoon van Achilud, was kanselier; Benaja, de zoon van Jojada, was opperbevelhebber van het leger; Sadok en Abjatar waren priester; Azarja, de zoon van Natan, stond aan het hoofd van de stadhouders; de priester Zabud, de zoon van Natan, was de vertrouwensman van de koning; Achisar was hofmeester; Adoniram, de zoon van Abda, was opzichter van de herendienst. Salomo had in Israël twaalf stadhouders aangesteld. Zij moesten om beurten één maand per jaar in het levensonderhoud van de koning en zijn hofhouding voorzien.

0Shares
Lees meer ...

1 Koningen 4:20-5:1-14 Salomo’s grootheid

De bevolking van Juda en Israël was zo talrijk als zandkorrels aan de zee. De mensen hadden volop te eten en te drinken en waren gelukkig. Salomo had de heerschappij over alle koninkrijken tussen de Eufraat en het land van de Filistijnen, en tot aan de grens met Egypte. Zolang Salomo leefde, waren ze aan hem onderworpen en droegen ze hem schatting af. Aan Salomo’s hof werd dagelijks de volgende hoeveelheid voedsel gebruikt: dertig ezelslasten tarwebloem en zestig ezelslasten meel, tien gemeste runderen, nog twintig runderen, honderd schapen en geiten, en dan nog herten, gazellen, reebokken en gemeste hoenders.

0Shares
Lees meer ...

1 Koningen 5:15-23 Voorbereidingen voor de tempelbouw 1

Toen koning Chiram van Tyrus hoorde dat Salomo als opvolger van zijn vader tot koning was gezalfd, stuurde ook hij afgezanten naar hem toe, want hij had met David altijd op vriendschappelijke voet gestaan. Salomo liet hem de volgende boodschap overbrengen: ‘Zoals u weet, heeft mijn vader David geen tempel kunnen bouwen voor de naam van de HEER, zijn God, omdat hij van alle kanten door vijanden werd belaagd, totdat de HEER ervoor zorgde dat koning David zijn voet in hun nek kon planten. Maar mij gunt de HEER, mijn God, rust aan al mijn grenzen.

0Shares
Lees meer ...

1 Koningen 5:24-32 Voorbereidingen voor de tempelbouw 2

Chiram leverde Salomo zoveel ceders en cipressen als hij maar wilde, en Salomo leverde Chiram elk jaar twintigduizend ezelslasten tarwe en twintig ezelslasten zuivere olijfolie voor het levensonderhoud van zijn hof. De HEER schonk Salomo wijsheid, zoals Hij hem had beloofd. Er heerste vrede tussen Chiram en Salomo en ze sloten een verdrag met elkaar.

0Shares
Lees meer ...

1 Koningen 6:1-13 De bouw van de tempel 1

In het vierhonderdtachtigste jaar na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, in het vierde jaar van zijn regering over Israël, in de maand ziw, de tweede maand, begon koning Salomo met de bouw van de tempel. De tempel die Salomo voor de HEER bouwde was zestig el lang, twintig el breed en dertig el hoog. De voorhal voor de grote zaal was twintig el breed – hij besloeg dus de hele breedte van het gebouw – en tien el diep. Salomo voorzag de tempel van vensters met kozijnen en traliewerk. Rondom de tempel, dat wil zeggen langs de gevels van de grote zaal en de achterste zaal, liet hij een galerij met verdiepingen aanbrengen.

0Shares
Lees meer ...
Page 11 of 48
1 9 10 11 12 13 48