Page 2 of 3
1 2 3

2 Kronieken 34:1-11 De regering van Josia 1

Josia was acht jaar oud toen hij koning werd. Eenendertig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij volgde het voorbeeld van zijn voorvader David en hield zich daaraan: hij deed wat goed is in de ogen van de HEER. Vanaf het achtste jaar van zijn regering – hij was toen nog een jongeman – richtte hij zich naar de God van zijn voorvader David. En in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jeruzalem te ontdoen van de offerplaatsen, de Asjerapalen en de gesneden en gegoten beelden. Hij zag er persoonlijk op toe dat de altaren voor de Baäls omver werden gehaald. Hij haalde ook de wierookaltaren die daar bovenop stonden neer, sloeg de Asjerapalen en de godenbeelden aan stukken en verpulverde ze.

0Shares
Lees meer ...

2 Kronieken 34:12-21 De regering van Josia 2

De mannen deden hun werk nauwgezet. Ze stonden onder leiding van Jachat en Obadja, Levieten uit de familie van Merari, en Zecharja en Mesullam uit de familie van Kehat. Andere Levieten, allen zeer bedreven in het bespelen van muziekinstrumenten, hadden de leiding over de sjouwers. Zo stonden alle werklieden, ongeacht het werk dat ze deden, onder leiding van Levieten. Weer andere Levieten waren schrijver, griffier of poortwachter. Bij het te voorschijn halen van het zilver dat aan de tempel was afgedragen, vond de priester Chilkia een boekrol met de tekst van de wet van de HEER die door Mozes was overgeleverd.

0Shares
Lees meer ...

2 Kronieken 34:22-29 De regering van Josia 3

Chilkia ging met de dienaren van de koning naar de profetes Chulda, de vrouw van Sallum. Sallum was de zoon van Tokhat, de zoon van Chasra; hij beheerde de priesterkleding. Chulda woonde in het nieuwe stadsdeel van Jeruzalem. Toen ze haar alles verteld hadden, zei Chulda tegen hen: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Zeg tegen degene die jullie naar Mij heeft toegestuurd: “Dit zegt de HEER: Ik zal onheil brengen over deze stad en haar bewoners, Ik zal alle vervloekingen die beschreven staan in het boek dat aan de koning van Juda is voorgelezen, voltrekken.

0Shares
Lees meer ...

2 Kronieken 34:30-33 De regering van Josia 4

Met alle inwoners van Juda en Jeruzalem, de priesters en de Levieten, kortom, de hele bevolking, van hoog tot laag, begaf hij zich naar de tempel van de HEER. Daar las hij hun de hele tekst voor van het verbondsboek dat in de tempel was gevonden. Staande op zijn vaste plaats bekrachtigde hij ten overstaan van de HEER het verbond.

0Shares
Lees meer ...

2 Kronieken 35:1-11 Pesachviering 1

Josia vierde in Jeruzalem Pesach ter ere van de HEER. Op de veertiende dag van de eerste maand werden de dieren voor het pesachoffer geslacht. Hij liet de priesters aantreden om hun taken uit te voeren en spoorde hen aan hun dienst in de tempel van de HEER plichtsgetrouw te volbrengen. En de Levieten, die heel Israël onderwijzen en voor de dienst van de HEER geheiligd zijn, droeg hij op: ‘Zet de heilige ark neer in de tempel die koning Salomo van Israël, de zoon van David, heeft gebouwd. U hoeft de ark niet meer op uw schouders mee te dragen. Voortaan kunt u zich volledig wijden aan de dienst van de HEER, uw God, en Zijn volk Israël.

0Shares
Lees meer ...

2 Kronieken 35:12-19 Pesachviering 2

Zij verwijderden ook de delen die verbrand moesten worden en deelden die uit aan de families van het gewone volk, zodat die ze aan de HEER konden aanbieden zoals in het boek van Mozes is voorgeschreven. Hetzelfde gebeurde met de runderen. Het vlees voor het pesachoffer werd, anders dan dat voor de overige offers, dat in kookpotten, pannen en schalen werd bereid, boven het vuur geroosterd, zoals de regel voorschrijft, en meteen onder het volk uitgedeeld. Daarna maakten de Levieten ook voor zichzelf en voor de priesters het pesachmaal klaar.

0Shares
Lees meer ...

2 Kronieken 35:20-27-36:1 De dood van Josia

Na dit alles, nadat Josia in de tempel orde op zaken had gesteld, gebeurde het dat koning Necho van Egypte optrok om slag te leveren bij Karkemis aan de Eufraat. Josia trok hem tegemoet. Koning Necho stuurde hem afgezanten met het volgende bericht: ‘Wat wilt u van mij, koning van Juda? Het is niet tegen u dat ik optrek, maar tegen het koningshuis waarmee ik in oorlog ben. God heeft mij gezegd dat ik moest voortmaken. U kunt u beter niet mengen in de zaken van God, die mij ter zijde staat, anders zal Hij u vernietigen.’

0Shares
Lees meer ...
Page 2 of 3
1 2 3