Jechizkia liet de priesters en de Levieten in dienstafdelingen aantreden en wees de verschillende afdelingen hun taken. Ze waren verantwoordelijk voor de brandoffers en vredeoffers en moesten binnen de poorten van het kamp van de HEER dienst doen en de lofzang verzorgen. De koning stond voortaan uit zijn eigen vermogen een vaste bijdrage af voor de brandoffers die in de wet van de HEER zijn voorgeschreven, zowel de brandoffers die elke ochtend en avond worden opgedragen, als de brandoffers op sabbat, nieuwemaan en andere hoogtijdagen. Het volk, de inwoners van Jeruzalem, droeg hij op hun bijdrage af te staan voor het onderhoud van de priesters en de Levieten,
Lees meer ...2 Kronieken 31:11-17 Jechizkia regelt de bijdragen voor de tempel 2
Jechizkia beval dat in de tempel van de HEER de voorraadkamers in gereedheid moesten worden gebracht. Toen dat gebeurd was, werd alles wat werd afgedragen, dus de tienden en de heilige gaven, steeds daarheen gebracht. De Leviet Konanjahu werd belast met het toezicht op de gang van zaken en zijn broer Simi was zijn plaatsvervanger. Zij hadden de leiding over Jechiël, Azazjahu, Nachat, Asaël, Jerimot, Jozabad, Eliël, Jismachjahu, Machat en Benaja,
Lees meer ...2 Kronieken 31:18-21 Jechizkia regelt de bijdragen voor de tempel 3
De hele groep werd met gezin en al geregistreerd, vrouwen, zonen en dochters inbegrepen, want zij waren door het ambt van de Levieten geheiligd. Voor de priesters, de afstammelingen van Aäron, die op de weidegronden bij hun steden woonden, werd de distributie van levensmiddelen onder de mannelijke leden van de priesterfamilies en de geregistreerde Levieten per stad geregeld door speciaal daartoe aangewezen personen.
Lees meer ...2 Kronieken 32:1-11 Jeruzalem door Sanherib bedreigd 1
Nadat Jechizkia met deze maatregelen de HEER trouw had bewezen, viel koning Sanherib van Assyrië Juda binnen en belegerde de versterkte steden, ervan overtuigd dat hij ze met geweld zou kunnen innemen. Jechizkia begreep dat het in Sanheribs bedoeling lag Jeruzalem aan te vallen, en daarom stelde hij aan zijn raadsheren en legeraanvoerders voor om de buiten de stad gelegen bronnen af te dekken. Zij waren het met hem eens en brachten een groot aantal mensen op de been om alle bronnen af te dekken en de irrigatiekanalen af te sluiten, ‘want,’ zeiden ze, ‘waarom zou de koning van Assyrië, als hij met zijn legermacht hier aankomt, een overvloed aan water moeten vinden?’
Lees meer ...2 Kronieken 32:12-19 Jeruzalem door Sanherib bedreigd 2
Heeft niet juist hij, Jechizkia, diens offerplaatsen en altaren laten verwijderen? Jechizkia heeft immers tegen de bevolking van Juda en Jeruzalem gezegd dat ze maar voor één altaar mochten neerknielen en alleen daar hun offers mochten brengen. Weet u dan niet wat ik en mijn voorouders hebben gedaan met de volken van de landen die we binnenvielen? Die andere volken zijn toch ook niet door hun goden uit mijn handen gered? Als geen enkele god zijn volk uit mijn handen heeft kunnen redden wanneer het eenmaal aan de genade van mijn voorouders was overgeleverd,
Lees meer ...2 Kronieken 32:20-23 Jeruzalem door Sanherib bedreigd 3
Vanwege deze dreigementen baden koning Jechizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amos, de hemel om hulp. Daarop stuurde de HEER een engel, die alle geoefende krijgers, aanvoerders en bevelhebbers in het kamp van de koning van Assyrië verdelgde. Diep vernederd keerde Sanherib terug naar zijn land.
Lees meer ...2 Kronieken 32:24-33 Het verdere verloop van de regering van Jechizkia
Omstreeks dezelfde tijd werd Jechizkia dodelijk ziek. Hij bad tot de HEER, en deze antwoordde hem en gaf hem een teken. Jechizkia was echter zo hoogmoedig geworden dat hij zich niet dankbaar toonde voor de weldaad die hem was bewezen. Zo riep hij Gods toorn over zich af, en ook over heel Juda en Jeruzalem. Maar omdat Jechizkia het hoofd boog en zijn trots liet varen, en de inwoners van Jeruzalem met hem, heeft de toorn van de HEER hen niet getroffen zolang Jechizkia leefde. Jechizkia vergaarde zeer veel rijkdom en roem. Hij liet schatkamers bouwen voor zilver, goud, edelstenen, reukwerk, schilden en allerlei andere kostbare voorwerpen,
Lees meer ...2 Kronieken 33:1-11 De regering van Manasse 1
Manasse was twaalf jaar oud toen hij koning werd. Vijfenvijftig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER: hij gaf zich over aan de verfoeilijke praktijken van de volken die de HEER voor de Israëlieten verdreven had. Hij herstelde de offerplaatsen die zijn vader Jechizkia had laten slopen, richtte nieuwe altaren op voor de Baäls en maakte nieuwe Asjerapalen. Hij aanbad de hemellichamen en diende die. Hij richtte altaren op in de tempel van de HEER, waarvan de HEER had gezegd: ‘In Jeruzalem zal Mijn naam voor altijd wonen,’ en plaatste op de beide voorhoven van de tempel altaren voor de hemellichamen.
Lees meer ...2 Kronieken 33:12-20 De regering van Manasse 2
Toen Manasse zo in het nauw gedreven was, probeerde hij de HEER, zijn God, mild te stemmen door zich voor de God van zijn voorouders te verootmoedigen. Hij bad tot God, en God liet zich vermurwen en verhoorde zijn smeekbede. Hij liet hem terugkeren naar Jeruzalem en herstelde hem in zijn macht. Toen erkende Manasse dat de HEER God is. Na zijn terugkeer bouwde hij een tweede muur om de Davidsburcht, westelijk van de Gichonbron in het dal, om de Ofel heen, tot aan de Vispoort. Hij liet de muur hoog optrekken. In alle vestingsteden van Juda stationeerde hij bevelhebbers.
Lees meer ...2 Kronieken 33:21-25 De regering van Amon
Amon was tweeëntwintig jaar oud toen hij koning werd. Twee jaar regeerde hij in Jeruzalem. Net als zijn vader Manasse deed hij wat slecht is in de ogen van de HEER. Hij bracht offers voor alle godenbeelden die zijn vader Manasse had laten maken en diende die.
Lees meer ...