De zangers werden door loting in wisseldienst ingedeeld, zonder onderscheid te maken tussen oud en jong, volleerde zangers en leerlingen. Het eerste lot viel op de familie van Asaf, op Josef; het tweede viel op Gedalja, met zijn verwanten en zonen samen twaalf man; het derde op Zakkur, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het vierde op Jisri, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het vijfde op Netanja, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het zesde op Bukkiahu, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het zevende op Jesarela, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het achtste op Jesaja, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het negende op Mattanja, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het tiende op Simi, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het elfde op Azarel, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het twaalfde op Chasabja, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het dertiende op Subaël, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het veertiende op Mattitja, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het vijftiende op Jeremot, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het zestiende op Chananja, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het zeventiende op Josbekasa, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het achttiende op Chanani, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het negentiende op Malloti, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het twintigste op Eliata, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het eenentwintigste op Hotir, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het tweeëntwintigste op Giddalti, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het drieëntwintigste op Machaziot, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man; het vierentwintigste op Romamti-Ezer, met zijn zonen en verwanten samen twaalf man.