Bij het aanbreken van het voorjaar, de tijd waarin koningen gewoonlijk ten strijde trekken, leidde Joab een verwoestende veldtocht door Ammon. Hij sloeg het beleg voor Rabba, terwijl David zelf in Jeruzalem achterbleef. Nadat Joab de stad had ingenomen en met de grond gelijk gemaakt, nam David de koning van de Ammonieten de kroon van het hoofd. Deze kroon, waarin naar hij vaststelde een heel talent aan goud en een kostbare edelsteen waren verwerkt, rustte voortaan op Davids hoofd. Hij voerde een zeer grote buit uit de stad weg. Hij liet de inwoners buiten de stad brengen en met steenzagen in stukken zagen en met ijzeren houwelen doorklieven. Hetzelfde deed David met alle andere steden van Ammon. Daarna keerde hij met het hele leger naar Jeruzalem terug.