Zonen van Abraham:
Isaak en Ismaël.
Dit zijn hun nakomelingen:
Nebajot, Ismaëls oudste zoon, Kedar, Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Chadad, Tema, Jetur, Nafis en Kedema. Dit waren de zonen van Ismaël.
Zonen van Ketura, een bijvrouw van Abraham:
zij baarde Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach. Zonen van Joksan:
Seba en Dedan. Zonen van Midjan:
Efa, Efer, Chanoch, Abida en Eldaä. Zij allen waren nakomelingen van Ketura.
Abraham verwekte Isaak. Zonen van Isaak:
Esau en Israël. Zonen van Esau:
Elifaz, Reüel, Jeüs, Jalam en Korach. Zonen van Elifaz:
Teman, Omar, Sefi, Gatam, Kenaz, Timna en Amalek. Zonen van Reüel:
Nachat, Zerach, Samma en Mizza.
Zonen van Seïr:
Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Eser en Disan. Zonen van Lotan:
Chori en Homam; de zuster van Lotan was Timna. Zonen van Sobal:
Aljan, Manachat, Ebal, Sefi en Onam. Zonen van Sibon:
Ajja en Ana. Zoon van Ana:
Dison. Zonen van Dison:
Chamran, Esban, Jitran en Keran. Zonen van Eser:
Bilhan, Zaäwan en Jaäkan. Zonen van Disan:
Us en Aran.
Dit zijn de koningen die in Edom geregeerd hebben nog voordat er een koning regeerde over de Israëlieten. Eerst Bela, de zoon van Beor; de stad waar hij zetelde heette Dinhaba. Na de dood van Bela werd Jobab uit Bosra koning, de zoon van Zerach. Na de dood van Jobab werd Chusam uit het land van de Temanieten koning. Na de dood van Chusam werd Hadad koning, de zoon van Bedad; hij versloeg de Midjanieten in Moab en de stad waar hij zetelde heette Awit. Na de dood van Hadad werd Samla uit Masreka koning. Na de dood van Samla werd Saül uit Rechobot aan de rivier koning. Na de dood van Saül werd Baäl-Chanan, de zoon van Achbor, koning. Na de dood van Baäl-Chanan werd Hadad koning; de stad waar hij zetelde heette Paï, en zijn vrouw was Mehetabel, die een dochter was van Matred, de dochter van Me-Zahab. Toen stierf Hadad.
Er waren ook stamvorsten in Edom:
Timna, Alja, Jetet, Oholibama, Ela, Pinon, Kenaz, Teman, Mibsar, Magdiël en Iram. Dit waren de stamvorsten van Edom.