Zolang u voor strijdwagens en ruiters op Egypte vertrouwt, zult u immers nog niet de afgevaardigde van de minste dienaar van mijn heer kunnen weerstaan. U denkt toch niet dat hij zonder instemming van de HEER is opgetrokken om Jeruzalem te vernietigen? De HEER heeft hem gezegd:
“Val dit land aan en vernietig het.”’ Eljakim, Sebna en Joach zeiden tegen de rabsake:
‘Spreek alstublieft Aramees met ons, heer; wij verstaan dat. Spreek toch geen Judees met ons, het volk op de muur luistert mee.’ Maar de rabsake antwoordde:
‘Dacht u dat mijn heer mij gestuurd heeft om het woord uitsluitend tot uw heer en u te richten? Onze woorden zijn net zo goed bestemd voor de mensen daar op de muur, die binnenkort net als u hun eigen stront zullen eten en hun eigen pis zullen drinken.’ En hij rechtte zijn schouders, verhief zijn stem en zei, in het Judees:
‘Luister naar wat de grote koning, de koning van Assyrië u te zeggen heeft! Dit zegt de koning:
“Laat u door Hizkia geen rad voor ogen draaien, hij is niet in staat u uit mijn greep te bevrijden.